Onderzoek | 14 mei 2024 | Leestijd 3 minuten

Over welke competenties moeten ruimtelijk professionals beschikken om ontwerpkracht op een betekenisvolle wijze in te zetten bij de grote maatschappelijke vraagstukken? En wanneer in het proces zijn welke competenties relevant? Vragen die dringend om antwoorden vragen. Een verkenning van de Design Innovation Group uit 2022 en een recent afgeronde verkenning van FABRICations, Bright en Matthijs Ponte helpen ons daarbij op weg.

Beeld van de eerste editie van Toekomstatelier NL2100 van het College van Rijksadviseurs

Chris van Langen

Coördinator Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp

Het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp 2021-2024, Ontwerp verbindt, richt zich onder meer op het versterken van de competenties die opdrachtgevers en ontwerpers moeten ontwikkelen en onderhouden om ruimtelijk ontwerp effectief in te zetten. Dat is een belangrijk vraagstuk. De transities waar Nederland voor staat, vereisen van die partijen vaardigheden om te veranderen. Maar welke vaardigheden zijn dat eigenlijk, en op welk moment in het transitieproces zijn ze nodig?

Nieuwe competenties

In 2022 heeft Design Innovation Group (DIG) de verkenning ‘Nieuwe competenties voor ruimtelijk professionals in een sterk veranderend landschap’ uitgevoerd (download hier de pdf of bekijk de bladerbare versie links op deze pagina). DIG onderzocht hoe de kennis en kunde van ruimtelijk professionals versterkt zouden kunnen worden om ontwerpkracht nog beter in te zetten bij ruimtelijke vraagstukken. Op basis van onder andere gesprekken met ruimtelijk professionals (ontwerpers, opdrachtgevers en intermediairs) formuleerde DIG een aantal nieuwe competenties en rollen die nodig zijn:

  • Participatieprocessen en samenwerkingen ontwerpen
  • Sociaal-emotionele competenties
  • Leren en reflecteren in veranderopgaven
  • Kennis van politiek-bestuurlijke context
  • Bewustzijn van schaalniveaus en tijdslijnen
  • Ontwikkeling en verdieping ontwerpmethoden
  • Deskundigheid bij opdrachtgevers over kwaliteit en ontwerpkracht

De transitielenzen binnen ontwerpend onderzoek

De verkenning van DIG bevat ook een viertal denkrichtingen en een aantal aanbevelingen om de benodigde competenties in het veld (verder) te ontwikkelen. Eén van de denkrichtingen is een leergang om de deskundigheid bij opdrachtgevers te vergroten. Die denkrichting leidde tot een opdracht aan FABRICations, Bright en Matthijs Ponte om een vervolg-verkenning uit te voeren. Het resultaat, ‘Vaardigheden om te veranderen’ (download hier de pdf of bekijk de bladerbare versie links op deze pagina), start bij het ontwerpend onderzoeks­proces als een cruciaal instrument bij het vorm en inhoud geven aan transitieprocessen. Over een model dat de onderzoekers eerder hebben ontwikkeld, in het kader van de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013-2016, leggen ze een aantal nieuwe lagen heen. Daarbij neemt de laag die de nadruk legt op de drempelmomenten tussen de ver­schillende fases een centrale rol in. Die drie overlappen­de kantelmomenten in het proces noemen ze ‘transitielenzen’.

Verschuivende vaardigheden

Bij die transitielenzen gaat het om de overgangen tussen de fase van opgaveformulering, de fase van conceptontwikkeling, de implementatiefase en de fase van toepassing en beheer. De onderzoekers stellen dat de afzonderlijke fases om ande­re competenties, de betrokkenheid van andere actoren en een ander perspectief op het ontwerp vragen. Maar ze benadrukken, mede aan de hand van een aantal referentieprocessen van ontwerpend onderzoek, met name het belang van de transitielenzen. Naast een schematische duiding van de ontwikkeling van de Integrale Ontwerpmethode Openbare Ruimte van de Gemeente Amsterdam en van twee onderzoeksprojecten van FABRICations, blijkt bovenal het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot de ontwikkeling van het waterplein een relevant voorbeeld. De referentieprocessen laten zien dat juist op die kantel­punten in het proces van ontwerpend onderzoek de verantwoordelijkheden en, mede daardoor, de noodzakelijke vaardigheden om te veranderen verschuiven.

Wordt vervolgd

Vanuit deze nadere duiding van het proces van ontwerpend onderzoek destilleren de onderzoekers de mogelijke knelpunten in dat proces en een eerste vermoeden van de competenties die nodig zijn om de bestaande obstakels voor een succesvol proces weg te nemen. Ook maakt de verkenning inzichtelijk welk bestaand (ook niet-regulier) opleidingsaanbod er is voor opdrachtgevers en ontwerpers die zich willen of zouden moeten bezighouden met de doelmatige inzet van ontwerpend onderzoek in het ruimtelijk domein. De koppeling van de verschillende inzichten leidt tot aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Een handschoen die in het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp 2025-2028 opgepakt zal moeten worden.

Ontdek gerelateerde artikelen en kennis

Ruimtelijke kwaliteit

Een MooiNL begint bij Ruimtelijk Ontwerp

Chris van Langen is namens MooiNL coördinator van het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO), een samenwerking tussen BZK en OCW. De inzet van ruimtelijk ontwerp is bij MooiNL een belangrijke voorwaarde voor het verwezenlijken van Ruimtelijke kwaliteit. Het ARO is dan ook onderdeel van MooiNL. Het richt zicht immers op het versterken van de inzet van ruimtelijk ontwerp als methode bij het tegemoet treden van de grote maatschappelijke opgaven. Tegelijkertijd is het onderdeel van het cultuurbeleid, omdat het ook het ruimtelijk ontwerp als culturele daad agendeert. In deze column licht Chris graag het waarom, hoe en wie toe.

Lees verder