Verslag | 21 september 2023 | Leestijd 25 minuten

Op pad met Vitruvius (deel 3)

Energie & economie Landbouw & natuur Steden & regio's Belevingswaarde Gebruikswaarde Toekomstwaarde

Begin zomer ‘23 ging programmateam MooiNL (ministerie van BZK, directie Ruimtelijke Ontwikkeling) op pad met een groep RO-professionals, waaronder rentmeester, kwaliteitsluisteraars en wetenschappers, langs negen locaties in centraal Nederland op zoek naar ruimtelijke kwaliteit.

JaapJan Berg

Journalist

Marieke Berkers

Journalist

In dit derde deel van ons vierdelige reisverslag zetten we per locatie de belangrijkste inzichten en lessen rondom ruimtelijke kwaliteit op een rij.

De locaties zijn gekozen op basis van de 3 perspectieven die MooiNL en de nieuwe Nota Ruimte hanteren:

1.         Duurzame Landbouw & Natuur
2.         Ordenende netwerken voor Energie & Economie
3.         Leefbare Steden & Regio’s

Inzet was om locaties te bezoeken, binnen de tijdspanne van 3 dagen, die in de praktijk uitvoering geven aan de perspectieven, en waarbij idealiter ook samenhang is te vinden tussen locaties. Bij Aardehuizen in Olst en de nabij gelegen duurzame wijk Oostergaard lukte dat bijvoorbeeld goed. Ze behoren bovendien tot de eerste generatie biobased wijken van ons land en laten elk op hun manier zien dat je nu al volledig  en met zowel volume als kwaliteit biobased kunt bouwen.

Over kwaliteit gesproken: het gezelschap van ‘Vitruvianen’ werd uitgenodigd – en uitgedaagd – om de bezochte locaties met een ruimtelijke kwaliteits-bril te beoordelen. Met als leidraad deze door MooiNL voorgestelde kwaliteitsprincipes:

  • Dubbeldoelstelling Ruimtelijke kwaliteit voor alle sectorale programma´s
  • Afwentelen naar later en elders wordt voorkomen
  • Identiteit van het gebied staat centraal
  • Meervoudig gaat boven enkelvoudig ruimtegebruik
  • Draagkracht van het bodem- en watersysteem is leidend voor het grondgebruik
  • Wendbare, adaptieve en robuuste plannen voor een ongekende toekomst
  • Goed rentmeesterschap en solidariteit als essentiële basiswaarden voor het versterken van regionale diversiteit en eigenaarschap op regionaal niveau

Pleidooi voor rendabel integraal ontwerp Energietuin en landgoed van de toekomst Noordmanshoek

Het vijfentwintig hectare grote gebied Noordmanshoek ligt ingeklemd tussen de spoorlijn van Zwolle naar Deventer en de IJsseldijk. Toen bleek dat een gepland industriegebied er nooit zou komen, ontstond vanuit de lokale gemeenschap het idee om hier een landgoed aan te leggen. De net opgerichte lokale energiecoöperatie ‘Goed veur Mekare’ werd verleid om het terrein te ontwikkelen, te beginnen met de aanleg van een zonnepark. Ambities reikten niettemin verder: er moest geen energieveld, maar een energietuin ontstaan, met moestuinen, voedselbossen en recreatieve paden als onderdelen van het plan. In de nabije toekomst krijgt ook kleinschalige woningbouw een plek in het gebied.

Anton Kleine Schaars (voorzitter Stichting Noordmanshoek) vertelt dat de gemeente het burgerinitiatief toejuichte, maar wel een aantal eisen stelde. Er moest 45.000 euro per jaar betaald worden aan de gemeente, gelijk aan de kapitaalslasten van dat moment. Ook diende de ontwikkeling duurzaam te zijn. Het burgerinitiatief voegde daar zelf een belangrijke eis aan toe: het plan moest kunnen rekenen op voldoende draagvlak bij bewoners.

Bij dit soort projecten, waar vele functies zoals recreatie, energie, voedselproductie en biodiversiteit worden gecombineerd, valt kwaliteitswinst te halen door keuzes vanuit integraliteit te doordenken. Maar juist de regie voeren op integraliteit en lange termijn-ontwikkelen blijkt ingewikkeld voor een burgerinitiatief. Omdat potjes geld of geïnteresseerde partners niet altijd op het juiste moment beschikbaar zijn loop je kansen op integraliteit mis. Bovendien hadden initiatiefnemers te maken met een gemeentelijke organisatie die niet altijd makkelijk meebewoog met het proces, maar te maken had met eigen procesvoering, met een focus op risico’s in plaats van op kansen.

Een ander dilemma is de toegankelijkheid. Wil je bezoekers het energiedeel van de tuin maximaal laten beleven, dan moet je geen hek om het veld plaatsen. Vanwege verzekeringseisen bleek deze optie ingewikkeld om te realiseren, waardoor er niet verder op ingezet is. Hekken waren verplicht, want met bezoekers op het veld is er meer kans op schade aan de panelen en diefstal van leidingen. Was er wél een gesprek geweest over de meerwaarde van toegankelijkheid, dan was de keuze wellicht gevallen op het maken van natuurlijke afscheidingen in plaats van metalen hekken. Het terrein had dan visueel beter aangesloten bij de omliggende groenstructuren. Het ontbreken van een samenhangende visie levert een gebied op dat eerder een verzameling van projecten is dan één geheel.

Steun om toch meer integraliteit in het gebied te krijgen kwam van Energietuinen. Dit door de Nationale Postcodeloterij gesteunde initiatief van de Natuur en Milieufederaties financierde en organiseerde een participatief ontwerpproces. De stichting betrok een landschapsarchitect van Wageningen University. Een ontwerper is in zo’n gezamenlijk ontwerpproces van meerwaarde, want in staat om vanuit het geheel te denken en alle belangen mee te nemen. De projectleider van Energietuinen, Wendy Oude Vrielink, vertelt dat het belangrijk is om bij aanvang van zo’n proces samen met alle betrokkenen gemeenschappelijk waarden en doelen te benoemen. Je loopt in een langdurig, gefaseerd proces namelijk geheid tegen onvoorziene botsende belangen op. Met een set aan vooraf gedeelde waarden is het dan gemakkelijker om samen afwegingen en keuzes te maken vanuit vooraf afgestemde kwalitatieve doelstellingen.

Noordmanshoek: https://noordmanshoek.nl
Stichting Energietuinen: https://www.energietuinen.nl 

De rijke oogst van de ‘ja-mits’-bestuursattitude Aardehuizen in Olst en duurzame wijk Oostergaard

Olst, een van de dorpen in Salland, heeft een lange traditie van duurzaam bouwen. Geïnspireerd door het concept van ‘Earthships’ van de Amerikaanse architect Michael Reynolds wilde een groep gelijkgestemden  eveneens met leem zelfvoorzienende woningen bouwen. Maar bouwgrond vinden bleek een probleem, aldus bewoner van het eerste uur Estella Franssen. In Olst troffen ze een gemeentebestuur met een enthousiaste ‘ja, mits’-houding, en kwam groen licht om twintig zelfvoorzienende lemen huizen plus een buurthuis bouwen. Ook de waterleidingmaatschappij dacht constructief mee met de wensen van bewoners. Zo wordt nu water uit een eigen bron opgepompt en afvalwater via een plantaardig helofytenfilter weer schoon aan het oppervlaktewater toegevoegd. Het bedrijf stemde in met deze keuze op voorwaarde dat het drinkwater maandelijks werd getest. Zonder deze constructieve houding van regelgevers, bestuurders en andere bedrijven was deze ecologische wijk er nooit gekomen.

Een belangrijke meerwaarde van de wijk is de kwaliteit van de buitenruimte. Deze is in bezit van de bewoners. Dat bleek een pluspunt bij het vinden van hypotheken voor de bouw van de bijzondere huizen. Bij de taxatie ervan bleek namelijk dat vooral gemeenschappelijke eigendommen de waarde van de huizen verhoogde. Zo overstegen ze in waarde de kosten van de bouw. Omdat de buitenruimte gezamenlijk moest worden ingericht en beheerd, ontstond een sterke sociale structuur. Aan de andere kant heb je als gemeente minder in de hand dat het terrein op termijn publiek toegankelijk blijft.

Even verderop is Olstergaard in ontwikkeling, een wijk met 73 woningen die alle in opdracht van particulieren worden gebouwd. Er zijn twee-onder-eenkappers en verschillende vormen van collectief wonen, waaronder een CPO-project voor 50-plussers en tiny houses. Om alle verschillende belangen en ideeën van de toekomstige bewoners mee te nemen, organiseerde de gemeente een jaarlang traject met een groep van toekomstige bewoners, een (landschaps)architect, ecoloog en een projectteam van de gemeente. Naar wens van de bewoners werden keuzes gemaakt zoals autoluw, een lage parkeernorm en grote, groene ruimtes tussen de woningen. De bewoners die vanaf de start meededen, kregen er een optie op de te kopen kavels voor terug. Omdat deze bewoners samen hadden ontworpen aan hun wijk bestond er al een hechte gemeenschap voordat de eerste woningen werden gebouwd.

Net buiten het plangebied zette de gemeente een aantal flexwoningen voor onder meer vluchtelingen neer. Hoewel deze met een veel lager bouwbudget zijn gemaakt – ze hebben zichtbaar minder kwaliteit dan de andere woningen – heeft de gemeente er wel voor gezorgd dat ze wat maat en schaal betreft aansluiten bij de rest van de wijk. Nu deze flexwoningen zichtbaar deel zijn gaan uitmaken van Olstergaard, zijn de bewoners automatisch ook echt buren geworden. Dat komt de sociale cohesie tussen de verschillende bewonersgroepen ten goede.

Vereniging Aardehuis Olst: https://www.aardehuis.nl/index.php/nl
Olstergaard: https://wonen.olst-wijhe.nl/olstergaard

Toekomstwaarden borgen bij sturen op iconische landschappen Nationaal Park - Sallandse Heuvelrug

Hoe blijven de ruimtelijke samenhang en fysieke herkenbaarheid van Nationaal Park Sallandse Heuvelrug behouden, nu het gebied voor grote opgaven staat, zoals de herziening van de waterhuishouding? Uitkijkend over de voor deze streek kenmerkende, prachtige en eindeloos doorgaande heidevelden, vraagt de rentmeester van het gebied zich hardop af hoe logisch het is om hier nog heide te hebben. Heidelandschap is feitelijk een werklandschap dat niet meer als zodanig wordt gebruikt. Van oudsher zorgden schapen voor de begrazing. Nu dit cultuurlandschap failliet is, is de vraag wat de toekomstwaarde is. Ecoloog Louise Vet geeft aan dat je een bepaalde verantwoordelijkheid hebt om de rijkdom aan planten en beesten in het gebied te (be)houden. De grote biodiversiteit die je hier op kleine schaal aantreft is nergens anders in Europa te vinden. Het is een legitimatie van de keuze om hier op grote schaal te ‘tuinieren’, zodat het huidige landschap behouden blijft.

Opgaven zoals de landbouwtransitie of het klimaatadaptief maken van het watersysteem om de gevolgen van verdroging en klimaatverandering op te vangen, hebben baat bij een blik voorbij de eigen parkgrenzen. Vandaar dat er wordt gekeken om het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug en natuurgebied Twents Reggedal samen te voegen. Achttien regionale stakeholders zijn voor, maar het gewenste richtinggevend kader om deze samenvoeging kracht bij te zetten vanuit het Ministerie van LNV blijft achter. Terwijl het nationaal beleid ten aanzien van nationale parken juist gericht is op het opschalen van nationale parken. Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving Jannemarie de Jonge schreef een advies als antwoord op het (concept) beleidsprogramma Nationale Parken. Zij pleit voor het stellen van heldere ontwikkeldoelen, vast te leggen in een provinciale omgevingsvisie en uit te werken in een omgevingsprogramma. Dat zou de nationale parken de kans geven om geleidelijk te werken aan uitbreiding van natuurkernen die robuuster zijn en logisch aansluiten bij de ambitie om minimaal dertig procent van ons land als beschermde natuur vast te leggen. David van Zelm van Eldik van MooiNL en ONS Landschap: “De natuur is onderdeel van de oplossing van de transitieopgaven.”

Nationaal Park Nationaal Park Sallandse Heuvelrug & Twents Reggedal: https://www.sallandseheuvelrug.nl

College van Rijksadviseurs, Advies Beleidsprogramma Nationale Parken, 31 mei 2023: https://www.collegevanrijksadviseurs.nl/actueel/nieuws/2023/06/06/advies-beleidsprogramma-nationale-parken

Spanningen tussen huidig (energie)systeem en ambities ondernemers Bedrijventerrein Hessenpoort

Op bedrijventerrein Hessenpoort in Zwolle sloeg een aantal plaatselijke ondernemers de handen ineen bij het realiseren van duurzame energievoorzieningen. Ze hebben zich verenigd in de Coöperatie Zonneweide Hessenpoort en realiseerden in 2020 een zonneweide onder de hoogspanningsmasten waar niet mag worden gebouwd. Jaarlijks produceren de 19.488 zonnepanelen 6,3 MWh, vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van 2.000 huishoudens. Even verderop staan vijftien windmolens. Maar de vooruitstrevende plannen laten ook zien dat er op systeemniveau nog stappen te maken zijn in duurzaamheid. Het bestaande energienetwerk heeft namelijk zijn maximum bereikt. Nieuwe initiatieven voor duurzame energie worden door de gemeente daarom afgehouden. Als reactie daarop is het project Energiehub Hessenpoort gestart: een plan voor de bouw van een waterstoffabriek die groene waterstof gaat maken uit wind- en zonne-energie. Doel: lokaal opgewekte energie zoveel mogelijk lokaal gebruiken en het overschot aan duurzaam opgewekte energie omzetten in waterstof. Deze kan worden benut voor bijvoorbeeld zero emissie rijden, procesindustrie of verwarming van woonhuizen met behulp van een waterstofketel.

Alle genoemde initiatieven zijn door ondernemers gestart. Niet gek, want willen zij overleven, dan moeten ze tijdig anticiperen op veranderingen in de regelgeving rond duurzaamheid. Zo’n economische doelstelling is dus een belangrijke kracht in relatie tot innovatie. Tegelijkertijd baart het zorgen waar het ruimtelijke kwaliteit betreft. Er is ruim baan gegeven aan de ontwikkeling van zonnevelden zonder dat er koppelkansen zijn bekeken en benut. Met dit soort initiatieven kan de omgeving ruimtelijk en economisch fragmenteren. De opbrengsten van de projecten gaan immers naar de investerende ondernemers en komen niet vanzelfsprekend ten bate van het collectieve belang. Terwijl zo’n bedrijvenpark ook baat heeft bij collectieve investeringen. Bijvoorbeeld een sterk groen netwerk om waterbuffering en sterke ecologische verbindingen voor elkaar te krijgen.

Door een parkmanager aan te stellen, die vanuit het grotere geheel en collectieve waarden denkt, ontstaat ruimte voor integraal denken. Parkmanager Ilse Sijtsema schuift regelmatig aan bij bedrijven en hoort zo ieders wensen en noden. Zo is ze in staat om vanuit het overzicht te beoordelen en te zoeken naar mogelijkheden ideeën die te koppelen zijn. Een goed voorbeeld daarvan is de notie dat er geen plek was waar ondernemers konden samenkomen. Zo ontstond het idee om een circulair paviljoen te bouwen waarin, naast horeca, een ‘vers-lokaal’ met producten van lokale ondernemers aangeboden wordt.
De parkmanager heeft korte lijnen met de gemeente en kan zo de juiste ambtenaren en bestuurders influisteren waar behoefte aan is of waar kansen liggen. Dit bespoedigt ingrepen die bijdragen aan de meerwaarde van het gehele terrein. Zo is bijvoorbeeld een nieuwe manier van maaien van bermen geïnitieerd die zorgt voor een rijkere biodiversiteit in het gebied en zorgt voor bloemrijke verbindingen tussen de verschillende kavels – een ingreep die zichtbaar bijdraagt aan meer samenhang in het gebied.

Zonneweide Hessenpoort: https://www.zonneweidehessenpoort.nl  
Hessenpoort: 
Ondernemersvereniging Hessenpoort – Ambitieuze ondernemers op bedrijvenpark Hessenpoort

Inzet van een toekomstgerichte beeldkwaliteit Stationsplein Zwolle, Kraanbolwerk en Nieuwe Veemarkt

In Zwolle is al te zien hoe agenda’s op Rijksniveau, zoals ‘Bodem en water sturend’, in de praktijk plek kunnen krijgen. De vernieuwing van het Zwolse stationsplein is daar een goed voorbeeld van. Het plein leidt treinreizigers op aantrekkelijke wijze de stad in. Tegelijkertijd fungeert het als een spons voor piekbuien. Onder het plein, deels geïntegreerd in de fietsenkelder, liggen infiltratiekratten voor waterberging. Deze oplossing, bedacht vanuit het principe ‘Bodem en water sturend’, komt niet alleen de gebruikswaarde, maar ook de beleving- en toekomstwaarde van het stationsgebied ten goede.

Kraanbolwerk

Ten noordwesten van het historische centrum van Zwolle bevindt zich het woongebied Kraanbolwerk, een complexe stadsontwikkeling. Het stadsdeel ligt midden in het regionale watersysteem en is aan drie kanten omgeven door water. De grote opgave in de toekomst is de positie van de stad ten opzichte van het water. In het ontwerp is er waterrobuust ontworpen door energievoorzieningen verhoogd aan te leggen en zwaardere, waterbestendigere bouwmaterialen te gebruiken. Het ontwikkelen met water is een uitdaging geweest in het Kraanbolwerk omdat de kaders alleen een grondkering zijn en het gebied meer te maken krijgt met veel fluctuerend en hoogstaand water. Het Kraanbolwerk is mede dankzij het tackelen van die uitdaging een mooi voorbeeld geworden van ontwikkelen voor een klimaatbestendige delta waar het bovendien gelukt is om kwaliteit aan het gebied toe te voegen.

Nieuwe Veemarkt

Een ander belangrijk gebied met toekomstwaarde in Zwolle is de Nieuwe Veemarkt. Hier is een verdichtingsopgave voorzien met wonen, werken en hubs voor mobiliteit. Verschillende urgente opgaven, zoals de verduurzaming van energiesystemen, duurzaam en natuurinclusief bouwen, klimaatadaptatie en sociale duurzaamheid, worden daarbij meegenomen. Hoe zorg je ervoor dat deze opgaven niet ‘gestapeld’ in de ruimte terechtkomen, maar in samenhang? Door het verknopen ervan ontstaan kansen voor het toevoegen van kwaliteit. Denk aan het oplossen van waterberging in combinatie met het maken van een levendig en toegankelijk buurtje. Daarvoor is wel ontwerpexpertise nodig. Omdat in het overhuivende plan al voldoende aandacht werd geschonken aan circulair (en met name biobased) bouwen, was het een uitgelezen locatie voor de prijsvraag ‘Biobased en natuurinclusief bouwen’ van het College voor Rijksadviseurs.

Vanwege de risico’s die gepaard gaan met nieuwe manieren van bouwen zeggen gemeenten vaak: biobased bouwen is belangrijk, maar omdat we nu moeten versnellen, pakken we biobased bouwen de volgende keer wel op. Omdat de gemeente eigenaar is van de Veemarkt-locatie kan ze kaders stellen en optreden als opdrachtgever. In die hoedanigheid moet zij de verantwoordelijkheid nemen om te experimenteren, aldus Doesjka Majdandžić, senior stedenbouwkundige bij de gemeente Zwolle.

De gedrevenheid van dit soort gemeentelijke medewerkers om innovatie onderdeel te maken van projecten die nu worden aangepakt, is van onschatbare waarde. Al wordt het best spannend om het winnende plan van het team onder leiding van Studio Nauta & Mulder Zonderland te gaan realiseren, geeft Majdandžić toe. Het idee leeft dat biobased bouwen tien procent duurder is dan bouwen met gangbare methoden. Krijg je zo de grondexploitatie nog rond? Het rekenmodel zou positiever uitpakken als de restwaarden van biobased materiaal meegenomen kunnen worden. Majdandžić kijkt daarom zeer uit naar een regel die bepaalt dat CO2-beprijzing verplicht onderdeel wordt bij het doorrekenen van een bouwproject.

Dankzij het toevoegen van een planeconoom in het team van Majdandžić lukt het om dit soort projecten economisch van de grond te krijgen. Ook introduceerde Majdandžić als onderdeel van het beeldkwaliteitsplan de term ‘toekomstgerichte beeldkwaliteit’. Zo kan de gemeente naast waarden die in de bestaande omgeving te vinden zijn ook waarden meenemen die voortkomen uit de toekomstige omgeving of de toekomstige opgaven. Denk aan de (belevings)waarden die een vernieuwende bouwwijze als biobased bouwen kunnen gaan opleveren. Belangrijk in het realiseren van kwaliteit is daarnaast het goed meenemen van betrokkenen, zoals bewoners en ondernemers uit de buurt. “Beschouw hen als experts, want dan voer je op gelijk niveau gesprekken. Vaak blijkt dat burgers veel kennis hebben over lokale waarden. Zij kunnen prima meedenken over keuzes waar ontwerpers voor staan bij het ontwikkelen van een gebied.”

Stadsentree / Stationsplein Zwolle: https://www.zwolle.nl/stadsentree-stationsplein-stationsweg
Woonwijk Kraanbolwerk: Kraanbolwerk Zwolle
De Nieuwe Veemarkt Zwolle: https://www.zwolle.nl/nieuwe-veemarkt en CRa Prijsvraag Nieuwe Veenmarkt

Experimenteren voor een kringlooplandbouw Boerderij van de Toekomst

Pieter de Wolf is projectleider Boerderij van de Toekomst en WUR-onderzoeker. De locatie waar hij werkt is bijzonder te noemen vanuit zowel historisch als huidig perspectief. Bij het droogvallen van de Flevopolder, begin jaren’70 van de vorige eeuw, is een aantal locaties voor landbouwinnovatie en -onderzoek aangewezen. De Boerderij van de Toekomst – nu gedragen door Provincie Flevoland, ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Wageningen University & Research (WUR) – is een van de laatste, overgebleven locaties uit die oorspronkelijke reeks. Doel van dit proefstation en het hier uitgevoerde onderzoek lag van meet af aan in de landbouw. Een bijzonder aspect daarin is de nagestreefde combinatie van een onderzoeksfaciliteit met een actief akkerbouwbedrijf. Dat komt voort uit de ambitie om een ‘platform te zijn voor ketenpartijen, landbouworganisaties, overheden en maatschappelijke organisaties om de discussie te voeren over het huidige grote economische systeem waar de landbouw onderdeel van is’. Het proefstation probeert dus een verbindende schakel tussen onderzoek en praktijk te zijn en niet een uitsluitend wetenschappelijk ‘reservaat’. Dat is ook zichtbaar omdat vertegenwoordigers van de brancheorganisatie (BO) Akkerbouw in de programmaraad zitting hebben. Aanvullend zijn agrariërs vertegenwoordigd in themagroepen (met onderwerpen als agro-ecologie, energie, mechanisatie, reststromen/kringlopen en verdienmodellen) die de boerderij inhoudelijk adviseren. Ook via klankbordgroepen en (fysieke) workshops wordt voortdurend de relatie tussen innovatie en praktijk gezocht. Die strategie is belangrijk, zo niet noodzakelijk, gezien die de grote veranderingen die de landbouwsector doormaakt én nog staat te wachten. Kringlooplandbouw staat daarbij centraal; een vorm van landbouw die ‘in staat is om in harmonie met mens, maatschappij, natuur en landschap te functioneren en die de boer een gezond inkomen biedt gericht op langdurige continuïteit.’

Zo wordt hier dagelijks bij Lelystad gezocht naar en getest voor een landbouw die klimaatrobuust is door een weerbaar systeem dat minimaal gebruik maakt van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, en tegelijkertijd maximaal inzet op circulaire stromen om planten- en bodemvoeding mogelijk te maken. En dit alles liefst zonder gebruik van fossiele energiebronnen. Al deze inspanningen zijn pas echt geslaagd wanneer het concept van de boerderij uiteindelijk in eigendom komt van haar stakeholders (lees: boeren) die het in de praktijk kunnen gaan toepassen.

De boerderij maakt intussen vorderingen en slaagt er goed in om boeren mogelijke alternatieven van duurzame landbouw in de praktijk te tonen. Op een deel van het areaal wordt met het FieldLab (25 ha) een ontworpen vorm van kringlooplandbouw gedemonstreerd. Een vorm van strokenlandbouw met smallere stoken waarop meer gevarieerde gewassen groeien. Die variatie is gunstig voor biodiversiteit van de akker én de omliggende natuur. Telling en metingen tonen aan dat er wel driemaal zoveel soorten fauna en flora voorkomen. Boeren kunnen hier met eigen ogen aanschouwen wat een .meer duurzame praktijk van land verbouwen oplevert. Deze ruimte om te experimenteren en (ook) fouten te maken heeft een regulier boerenbedrijf immers niet. Boeren wordt ook aangemoedigd elementen uit de proeven toe te passen in het eigen bedrijf.

Terwijl De Wolf de kansen en bereikte resultaten uitlegt laat een participerende boer op de achtergrond zien hoe hardnekkig een transitie soms kan zijn. Met een grote machine worden de bermen gemaaid en geklepeld. Het resultaat is ongetwijfeld netjes, maar deze praktijk is redelijk funest voor de beoogde biodiversiteit. De Wolf, droogjes: ‘Niet iedereen is nog overtuigd en we hebben het zelfs hier nog niet helemaal onder controle…’

https://farmofthefuture.nl

Uitdagingen voor een toereikend netwerk Batterijopslag GIGA Rhino en Buffalo

Terwijl de koeling van de gigantische batterijen raast, legt Ruud Nijs, CEO van GIGA Storage nut en noodzaak van batterijopslag toe, zowel op deze locatie bij Lelystad als landelijk. GIGA Storage is ontwikkelaar, manager en investeerder van energieopslag in grootschalige duurzame projecten in Europa ‘met als doel gas- en kolencentrales te vervangen en te zorgen voor netstabiliteit’. Het bedrijf werd in 2018 opgericht nadat bleek dat opslag van duurzaam gewonnen energie een (groeiend) knelpunt bleek. In tegenstelling tot de praktijk bij reguliere energiecentrales wordt energie opgewekt met duurzame bronnen (wind- en zonne-energie) niet altijd op het ‘juiste’ moment opgewekt. Opslag is daarom nodig om duurzame energie ook een betrouwbare bron te laten zijn. De energie die hier wordt opgeslagen is afkomstig van het naastgelegen windmolenpark Neushoorntocht. De Rhino-batterij, met een vermogen van 12 MW/7,5MW, was bij de oplevering in 2020 de krachtigste batterij van Nederland. De hoeveelheid energie die er op jaarbasis wordt opgeslagen komt overeen met het jaarlijks elektriciteitsverbruik van ongeveer 5.000 huishoudens.

Batterijen als deze moeten ook het afschakelen van duurzame energieproductie beperken, een probleem dat steeds meer private bezitters van zonnepanelen bij een zonnige dag ervaren. Omvormers voorkomen overbelasting van het laagspanningsnet in een wijk, de opgewekte stroom kan vervolgens niet worden gebruikt. Op een hoger schaalniveau stabiliseert dit type batterijen de overbelasting van het netwerk door duurzaam opgewekte energie tijdelijk op te slaan. Belangrijk doel is echter om de groei van én het geloof in meer hernieuwbare energie op het elektriciteitsnet te steunen en faciliteren. Deze batterijopslag levert zo een bijdrage aan het verminderen van de CO2-uitstoot, maar is nadrukkelijk ook het resultaat van een achterblijvende capaciteit van ons stroomnetwerk.

Er wordt hier, en bij vergelijkbare batterijopslagen, dus een congestie in het netwerk opgeheven. De toegepaste technologie is echter nog niet inzetbaar op een lager schaalniveau, bijvoorbeeld als buurtbatterij. Daar zijn regels op het gebied van (brand-)veiligheid en het geproduceerd geluidsniveau nog niet voor op orde. De hier gebruikte technologie mag ook (nog) niet ondergronds worden aangelegd. Plaatsing in landbouwgebied zoals hier of op een industrieterrein, zoals bij de voormalige aluminiumfabriek Aldel (Damco-terrein) in Delfzijl, zijn vooralsnog de enige opties. Ondanks die beperkingen vanwege de veiligheid en de nabijheid tot woonomgevingen staan deze installaties wel symbool voor de energietransitie die nu plaatsvindt. De uitdagingen van een verdere acceptatie en integratie van een duurzaam energienetwerk zijn evident, met alle nieuwe ruimtelijk elementen die daarbij horen, variërend van zonnepanelen, windmolens, batterijopslag en meer. De technologie en de bijbehorende infrastructuur in hun huidige vorm en plaatsing hebben vaak een nog relatief perifeer en voor velen onzichtbaar karakter. Ze zijn desondanks een voorbode van een ruimtelijke conditie waarin energieopwekking, -transport en -opslag een grote impact gaan hebben. De transitie van het elektriciteitsnetwerk en de bouw van nieuwe technische faciliteiten zal op verschillende schaalniveaus zeer ingrijpend zijn. Zorgelijk daarbij is dat de ruimtelijke kwaliteit niet altijd gewaarborgd is of überhaupt niet op de agenda staat. Pallas Agterberg, Challenge Officer bij Alliander, stelt in dat verband vast dat geld vaak de primaire prikkel is. Het gaat dan, ook hier, om het terugverdienen van de investeringen op zo kort mogelijke termijn. Die focus beperkt een integrale benadering van de problematiek en kleurt de kansen van de te behalen ruimtelijke kwaliteit. Zoals ook hier te zien is: een hek met klimop die het zicht op de batterij (ter grootte van een aantal containers) moet ontnemen.

https://giga-storage.com/nl/

Aanstekelijke gebiedsontwikkeling Marker Wadden

Het Vitruvius-gezelschap zet koers naar de Marker Wadden met de topzeilschoener de Willem Barentsz. Aan boord worden toelichtingen op het doorlopen proces, de bereikte resultaten en huidige status toegelicht door respectievelijk Roel Posthoorn (projectdirecteur uitvoeringsorganisatie Marker Wadden), Andre Rijsdorp (directeur/eigenaar van Plan+Proces Advies en sinds 2011 plaatsvervangend projectdirecteur namens Natuurmonumenten) en Ben Viveen (gepensioneerd assetmanager vanuit Rijkswaterstaat en actief voor Marker Wadden). Daarbij komt vrijwel direct de positieve impact van dit project voor de flora/fauna, de regio in algemeen én het gewenste vervolgtraject van deze gebiedsontwikkeling ter sprake. Het betreft, vanzelfsprekend, allereerst de mogelijkheden van een uitbreiding van de nu ontwikkelde archipel, maar ook de (plannen voor) een verdere (her-)ontwikkeling van de kustzone van Lelystad. Het succes van de Marker Wadden blijkt aanstekelijk te zijn. De kustzone langs de Oostvaardersdijk bij Lelystad zou moeten veranderen ‘in de geest van’ de Marker Wadden. Daarbij worden een recreatieprogramma- en woonmilieus voorzien die aanvullend zijn op huidige aanbod van de stad. De beoogde zone ligt echter buitendijks, wat vooralsnog op enig voorbehoud (zie kamerbrief I&W, december 2022) uit Den Haag kan rekenen. De politiek wil liever geen precedent voor buitendijks bouwen scheppen in het licht van de nodige maatregelen tegen klimaatverandering.

De glans en overtuigingskracht van de inspirerende natuurontwikkeling, min of meer parallel aan de dijk Enkhuizen-Lelystad, is zonder meer overtuigend. Het is een unieke vorm van natuurgerichte gebiedsontwikkeling waar een nieuw en robuust natuurgebied op innovatieve wijze met en voor de natuur ontwikkeld is. De kunstmatige archipel van zeven eilanden, aangelegd met zand, klei en slib uit het Markermeer, wordt door twee duinenrijen beschermd. De eilanden bestaan voornamelijk uit moerassen en ondiepe wateren en zijn zeer geschikt als habitat voor vogels. Het herstel van het vogelleven in het Markermeer was een van de doelen. De niet-mensgerichte benadering, die de ontwikkeling van het landschap zoveel mogelijk overlaat aan de natuur vormt de basis van een van de grootste natuurherstelprojecten van West-Europa.

Het bereikte resultaat is eveneens betekenisvol wanneer ook de voorgeschiedenis wordt meegenomen. Volgens de betrokken projectleiders is in het recente verleden immers veel ruimte en land ingericht op basis van andere uitgangspunten (landwinning, agrarische functies, waterveiligheid, economische infrastructuur) waarbij niet altijd voldoende rekening gehouden werd met bestaande waarden van een gebied. Die aanpak heeft veel, zo niet alles, te maken met onze roemruchte traditie van leven onder zeeniveau. Maar ook andere automatismen, zoals het voldoen aan bepaalde criteria voor (bijvoorbeeld) EU-subsidies of het gemak van ‘een al rijdende trein’ spelen een rol bij die houding. Vanuit dat denken en handelen werden sommige veranderingen voorheen te gemakkelijk terzijde geschoven. Door het hanteren van die principes is ‘schade’ aan het landschap en de biodiversiteit toegebracht. De Marker Wadden laten zien dat het anders kan en moet en het markeren dus een belangrijke transitie in de omgang met ons kunstmatige landschap.

Vanuit die constatering is het vervolgens de vraag hoe en of deze formule kan worden opgeschaald, in zowel omvang als spreiding. Tevens rijst de vraag aan welke bestuurlijke knoppen kan worden gedraaid om deze vorm van gebiedsontwikkeling vaker leidend te maken. Het beoogde ‘vervolg’ bij Lelystad laat zien dat de praktijk en het beleid weerbarstig kunnen zijn. In het verlengde hiervan een oproep van het Vitruvius-gezelschap: tenminste tien procent van de komende (her)ontwikkeling zou een gebiedseigen karakter moeten hebben en gebaseerd moeten zijn op een groen-blauwe dooradering. Er zou veel nadrukkelijker voor natuur moeten worden gekozen, waarbij niet langer een vastgestelde set van regels, maar een dynamische en adaptieve houding centraal staat. De Natura 20000-gebieden zouden voorts zowel startpunt als ondergrens moeten zijn. Bij de programma’s zou dan de focus niet uitsluitend op de aanleg maar ook op de doorontwikkeling moeten liggen. Een verandering die als vanzelf zou leiden tot een gewijzigde waarde en betekenis van (groen)beheer. Op naar Natura 2100!

https://www.natuurmonumenten.nl/projecten/marker-wadden

Tekst: Marieke Berkers & JaapJan Berg
Fotografie: Marieke Kijk in de Vegte en Hanna Lára Pálsdóttir

Dit is het derde deel van het Op pad met Vitruvius-reisverslag.  Eind augustus 2023 verschijnt het vierde en laatste deel incluis het complete reisverslag in PDF-vorm.

Ontdek gerelateerde artikelen en kennis

Ruimtelijke kwaliteit
Kennis

Op pad met Vitruvius (deel 1)

Begin zomer ‘23 ging programmateam MooiNL (ministerie van BZK) op pad met een groep RO-professionals, van rentmeester tot wetenschapper, langs negen locaties in Overijssel en Flevoland op zoek naar ruimtelijke kwaliteit.

Lees verder