Verslag | 24 juli 2024 | Leestijd 24 minuten

‘Op pad met Vitruvius’ 2024 in Gelderland (deel 2)

Energie & economie Landbouw & natuur Steden & regio's Belevingswaarde Gebruikswaarde Toekomstwaarde

Programma Mooi Nederland heeft als doel om ruimtelijke kwaliteit te borgen en te bevorderen bij ruimtelijke opgaven. Instrument hiervoor is de MooiNL Kwaliteitsaanpak waarmee initiatiefnemers aan de slag kunnen gaan en die continu in samenspel met ruimtemakers wordt doorontwikkeld. In dit tweede deel van ons verslag van onze Op Pad met Vitruvius-driedaagse analyseren we met behulp van de aanpak een aantal bezochte locaties. Welke keuzes zijn gemaakt en welke ruimtelijke kwaliteit leverde dat op?

Marieke Berkers

Journalist

Marieke Kijk in de Vegte

Fotograaf

Ruimtelijke Kwaliteitsaanpak MooiNL

Programma Mooi Nederland put inspiratie uit het gedachtengoed van de Romeinse architect Vitruvius. Zijn stelling, dat ruimtelijke kwaliteit ontstaat wanneer er synergie wordt gevonden tussen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde, is in onze tijd ook nog relevant. Voeg daar nog herkomstwaarde aan toe en er ontstaan vier waarden die in synergie met elkaar in dialoog gebracht kunnen worden. Elke waarde valt vanuit verschillende perspectieven te bezien, bijvoorbeeld vanuit het economisch, het sociaal-culturele of het ecologische domein. Per waarde, gekoppeld aan een domein, kunnen vervolgens concrete ontwikkelprincipes worden benoemd.

Een voorbeeld: de belevingswaarde van een plek bezien vanuit sociaal-cultureel oogpunt, roept onder meer vragen op over de eigenheid van een plek of over veiligheid en gelijkwaardigheid. Het bevragen van belevingswaarde vanuit economisch perspectief laat eerder nadenken over zaken zoals het imago van een plek. Elke koppeling van waarde en perspectief levert dus eigen, relevante vragen op.

In het verlengde hiervan is de essentie van de MooiNL Kwaliteitsaanpak het in dialoog brengen van de ruimtelijke kwaliteit die partners samen beogen bij een specifieke gebiedsopgave. De aanpak helpt om in verschillende fases, passend bij de context (schaal en aard van opgaven) en vanuit verschillende rollen die betrokkenen spelen in het ontwikkelproces gericht keuzes te maken.

De kwaliteitsaanpak

Set aan kwaliteitsinstrumenten

Om principes om te zetten naar concrete visies en inrichtingsplannen is een uitgebreide set aan instrumenten voorhanden. Dat kunnen juridische instrumenten zijn, zoals een omgevingsvisie, financiële instrumenten, zoals een gebiedsfonds, kennisinstrumenten, zoals een ontwerpprijsvraag of organisatorische instrumenten, zoals kwaliteitsmonitoring. Bij elke rol die partners spelen in een ontwikkelproces passen eigen instrumenten. Hetzelfde geldt voor de schaal van de opgave en de ontwikkelfase. Zo kan gedurende een ontwikkelproces een rijk arsenaal aan instrumenten worden ingezet om (formeel en informeel) te sturen op ruimtelijke kwaliteit.

Voorbeelden van krachtige dialooginstrumenten (1 + 4x5)

MooiNL Werkplaatsen

De MooiNL Kwaliteitsaanpak is doelgericht én doen-gericht. Dat levert naast ruimtelijke kwaliteit ook snelheid op in ontwikkelprocessen. De aanpak is gericht op het maken van gedragen keuzes vanuit de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van een plek. Hij voorkomt dat het gesprek over kwaliteit abstract blijft en eindeloos cirkelt rondom principes.

Komend najaar gaat MooiNL op verschillende locaties aan de slag met deze aanpak. Daarvoor worden zogenaamde de MooiNL Werkplaatsen opgericht. Daar waar een complex ruimtelijk vraagstuk ligt, en waar partners om wat voor reden ook vastlopen in het oplossen ervan,  kan een expertteam worden samengesteld. Gebiedsgericht op locatie zal het MooiNL haar netwerk en aanpak – en desgewenst ontwerpend onderzoek – inzetten om ruimtelijke opgaves verder te brengen. Eerste gesprekken voor het starten van zo’n werkplaats vinden momenteel plaats voor ruimtelijke opgaven in de gemeente Hollands Kroon in Noord-Holland en de Gelderse Regio Foodvalley.

Wieringermeerpolder in gemeente Hollands Kroon.

Monetaire waarde van ecosysteemdiensten

De hieronder gepresenteerde oefening in het werken met een kwaliteitsaanpak leert ons een aantal belangrijke lessen. Allereerst valt op dat, hoewel vaak van meet af aan gestreefd werd naar kwaliteit, dit niet meetbaar is gemaakt. Het monitoren van kwaliteit is achterwege gelaten, waardoor een goed beargumenteerd antwoord over de meerwaarde van keuzes ook uitblijft. Wat levert bijvoorbeeld een ecologische inrichting van een trafostation op aan ecologische toekomstwaarde voor de plek en het gebied rondom? Monitoring helpt om de kwaliteitsagenda beter beargumenteerd een stap verder te brengen.

Een mooi voorbeeld van een ontwikkelproject dat geanalyseerd is op ruimtelijke kwaliteit is De Wielewaal. Dit voormalige landgoed van Frits Philips aan de stadsrand van Eindhoven is getransformeerd tot stadspark. De gemeente Eindhoven vroeg de ngo Foundation for Sustainable Development (FSD), het RIVM en het Centraal Bureau voor de Statistiek om de waarde van natuur in dit gebied uit te drukken in euro’s. Daarbij zijn de directe en indirecte bijdragen van de biodiversiteit en natuur gekoppeld aan het welzijn van de mens en uitgedrukt in euro’s. Uitkomst: het landsgoed levert 3,8 miljoen euro aan gezondheidsvoordelen op. Het draagt namelijk op verschillende manieren bij aan een gezonde groei van de stad. Denk bijvoorbeeld aan de opname van CO2 of het bergen van regenwater. Ook maakt het landgoed bewoners gezonder, waardoor de zorgkosten omlaaggaan. Uiteraard is een deel van het onderzoek (nog) hoogst speculatief. Maar je kunt ook stellen dat het niet meenemen van gezondheidsopbrengsten een te schraal beeld oplevert van de opbrengsten van een landgoed. Hoe vaker dit soort projectanalyses worden gemaakt – het liefst door gerenommeerde onderzoeksinstituten – hoe preciezer de rekenmodellen worden. Ook stijgt het bewustzijn dat ecosysteemdiensten (zoals natuur of biodiversiteit) geld waard zijn; ze dragen immers bij aan verbeteringen van de brede welvaart. Zo groeit het aantal goede voorbeelden van plekken waarvan de (ecologische, economische en sociale) waarde is onderbouwd – en goed voorbeeld doet goed volgen.

“Zo groeit het aantal goede voorbeelden van plekken waarvan de (ecologische, economische en sociale) waarde is onderbouwd - en goed voorbeeld doet goed volgen.”

Stationsgebied Ede

Start van deze oefening is het Intercitystation Ede-Wageningen. Hier is de afgelopen jaren door gemeente, provincie, NS Stations, ProRail, ontwerpers, adviseurs en supervisors hard gewerkt aan een nieuw station. Aan weerszijden van het station liggen het oude Maurits kazerneterrein en het Enkafabrieksterrein (Rijksmonument), waar nieuwe woon- en werkwijken zijn ontstaan. Een belangrijk door de initiatiefnemers benoemd ontwikkelprincipe komt voort uit de belevingswaarde van deze plek: het station als visitekaartje van het gebied. Het imago en de zichtbaarheid van het station moesten verbeteren. Daarnaast werd gestreefd naar toekomstwaarde voor de natuur, door inpassing en versterking van ecologische structuren, en behoud en ontwikkeling van leefgebieden voor planten en dieren. Tegelijkertijd moest het station uitblinken in gebruikskwaliteit: het aantal reizigers groeit en het station moet veilig en prettig in het gebruik zijn.

Positioneren van kritische kijkers

Na een tenderprocedure is de opdracht voor uitvoer van de bouw gegund aan de bouwcombinatie EdesePoort: VolkerWessels Infrastructuur, Van Hattum en Blankevoort, VolkerRail en Van Wijnen. Deze aannemers speelden een belangrijke rol in de kwaliteitsaanpak door Francesco Veenstra te vragen tijdens de realisatiefase de esthetische kwaliteit te borgen. Veenstra had een verleden met het project. Als architect bij Mecanoo ontwierp hij het schets- en voorlopig ontwerp dat vervolgens door Royal HaskoningDHV ontwerpend is uitgevoerd. Als geen ander kende Veenstra – inmiddels oprichter en architect bij Vakwerk architecten – de principes die ten grondslag lagen aan het ontwerp en was daardoor in staat de coördinatie van de beeldkwaliteit te verzorgen. Een stoere keuze van de bouwcombinatie, want ze haalden daarmee een kritische kijker in het team. Toen tijdens de realisatie de initieel gekozen houtsoort constructief niet voldoende bleek en er uitgeweken werd naar vurenhout, was Veenstra’s inzet onmisbaar. De vurenhouten constructie had dikkere kolommen nodig dan beoogd, waardoor de driehoeken van de kap niet mooi sloten. Om lelijke hoeken te voorkomen werd het ontwerp geoptimaliseerd. Het is maar een voorbeeld van de sturende werking van een supervisor.

Integrale visie op het versterken van de groene beleving en biodiversiteit

Supervisie is een organisatorisch instrument dat past bij de realisatiefase: op momenten dat de maakbaarheid van een project de esthetiek treft. Al eerder in het proces waren andere kwaliteitsinstrumenten ingezet: in 2017 stelden de gemeente, NS Stations en ProRail een Toelichting Groen op, een integrale visie op het versterken van de groene beleving en biodiversiteit. Rond dezelfde tijd is een zogenaamde Stationsscan uitgevoerd waarmee de duurzaamheid van het ontwerp werd gemeten. Daaruit bleek dat het plan met name op gebruikskwaliteit en toekomstwaarde goed scoorde. Ook werd tijdig inzichtelijk dat er omtrent thema’s energie en milieu nog kansen in de vervolgfase lagen. In de ontwerpfase is specifieke kennis ingezet om het project in ecologische toekomstwaarde te doen stijgen. Dankzij parametrische methoden kon het ontwerp worden geoptimaliseerd, waardoor aanzienlijk werd bespaard op houtgebruik.

Proef op de som

Met de keuze voor biobased bouwmateriaal voor de kap (hout) wordt de totale CO2-uitstoot van dit project (meetbaar) beperkt. Met bijna driehonderd zonnepanelen op het dak genereert het station per jaar 64MWh groene energie. Ede-Wageningen is bovendien het eerste station met winkelunits zonder gasaansluiting. Kortom: vanuit ecologisch perspectief heeft het station een hoge toekomstwaarde. Ook de ecologische waarde voor flora en fauna is vergroot. De beleving van het station is prettig, vanwege toetreding van daglicht in de stationstunnels. De dakconstructie is deels beglaasd zodat de hoeveelheid direct zonlicht op de perrons beperkt blijft. Dit zorgt voor een licht- en schaduweffect dat doet denken aan de bossen van het nabijgelegen Nationale Park De Hoge Veluwe. Deze resultaten zijn dus al met al een logisch gevolg van de ingezette ambitie, principes en kwaliteitsinstrumenten.

Synergiepark InnoFase

Het Synergiepark InnoFase in Duiven is de vestigingsplaats in Oost-Nederland voor bedrijven die actief zijn in de circulaire economie. Op dit 66 hectare grote bedrijventerrein werken twaalf bedrijven samen met de gemeente Duiven en kennisinstellingen om de CO2-uitstoot te beperken en circulair om te gaan met grond- en afvalstoffen. Inzet is hergebruik van grondstoffen en energie. Dit gebeurt met onderlinge uitwisseling van in- en uitgaande stromen, zoals warmte, elektra, water, biogas, biomassa en restmaterialen. Om in 2025 energieneutraal te kunnen opereren, zijn onder meer een zonnepark, windturbines, een Smart Energy Hub, een afvalcentrale met duurzame restwarmte en een waterstof-backbone gerealiseerd. Biogas speelt een belangrijke rol in energieproductie en -gebruik.

Innofase
Het Synergiepark InnoFase in Duiven is de vestigingsplaats in Oost-Nederland voor bedrijven die actief zijn in de circulaire economie. Foto: Marieke Kijk in de Vegte.

Proactieve overheden

De gemeente Duiven nam het voortouw door een uitgesproken duurzaam profiel te definiëren voor deze industrielocatie. Ambitie was het meest duurzame bedrijventerrein van Nederland te realiseren. De gemeente schrijft tenders uit als er locaties vrijkomen. Met behulp van een puntensysteem worden de voorstellen van inschrijvers beoordeeld door een beoordelingscommissie. Hierin hebben gemeente Duiven en externe deskundigen zitting. Kwaliteit en duurzaamheid wegen relatief zwaar mee: voor 85%. De geboden prijs per vierkante meter weegt voor 15% mee.

Naast deze formele procedure worden ook informele instrumenten ingezet om kwaliteit te behalen. Er is een sterk netwerk van betrokkenen gegroeid dat tijd steekt in elkaar leren kennen, verkennen en vertrouwen. De gemeente, de provincie en het waterschap Rijn en IJssel (gevestigd op het terrein) maken ook deel uit van dat netwerk. Bedrijven zagen dat de overheden de doelstellingen echt belangrijk vinden, omdat ze flink investeerden. Dat maakt voor de ondernemers de bereidheid groter om daar in tijd en geld aan bij te dragen. Voor het waterschap geldt dat haar bestuur ambities toelaat die breder zijn dan de kerntaken (zorgen voor zuiveren van water van bijna 600.000 inwoners en 20.000 bedrijven en voor veiligheid achter de dijken).

Circulaire economie op lokale en regionale schaal

De resultaten van de innovaties laten zich lezen als een constant cirkelend geheel van grondstoffen en energie via onderlinge uitwisseling van in- en uitgaande stromen, zoals warmte, elektra, water, biogas, biomassa en restmaterialen. Waterschap Rijn en IJssel levert restafval, slib en gezuiverd koelwater aan Afvalenergiecentrale AVR. CIRREC een verwerker van PET-consumentenafval en producent van hoogwaardige rPET-vlokken en rPET-granulaat als grondstof voor voedselverpakkingen levert afvalwater en restafval aan Afvalenergiecentrale AVR. Op zijn beurt levert de afvalverwerker een deel van de CO2-uitstoot die vrijkomt bij de verbranding van restafval aan tuinders, die het broeikasgas op hun beurt gebruiken om gewassen sneller te laten groeien. Ook levert het met een warmtenet stroom en warmte aan zo’n 25.000 huizen in Duiven, Westervoort en Arnhem. Momenteel bouwen en testen vijf ondernemers op het terrein een installatie die huishoudelijk afvalwater zuivert zodat het geschikt is voor hergebruik in landbouw en industrie. De circulaire inzet reikt zo verder dan de grenzen van het bedrijventerrein.

Dit project levert op de lokale en regionale schaal vooral ruimtelijke toekomst- en gebruikswaarde op het gebied van ecologie en economie. De lokale uitwisseling van grondstoffen en energie levert ook winst op voor de hele aarde: een verlaging van de CO2- en stikstofvoetafdruk. Maar óók optimalisatie van bedrijfsresultaten, want een ongeschreven regel is dat investeringen niet ten koste van het bedrijfsresultaat mogen gaan. Dit jaar is het Zonnepark Gansenwoirt aangelegd, bestaande uit 7.392 zonnepanelen. Deze leveren jaarlijks ongeveer 2 miljoen kWh elektriciteit (het stroomverbruik van 650 huishoudens). Rondom de panelen zijn bloeiende planten voor vlinders, hommels en honingbijen geplant. Onder de panelen zijn dode heggen aangelegd zodat een leefgebied ontstaat voor insecten, kleine zoogdieren en zangvogels. Schapen grazen het gras kort. Hiermee zal ook de biodiversiteit op het terrein verbeteren.

Rivierduinen Silvolde

Op een voormalig bedrijventerrein midden in het dorp Silvolde zijn 20 grondgebonden woningen en 39 appartementen gerealiseerd. De woningen zijn georiënteerd op het centraal gelegen rivierduinenlandschap dat in ere is hersteld. Ze hebben als constructie een houtskeletbouw en zijn prefab geproduceerd. Deze manier van bouwen bespaart grondstoffen en betekent minder transport.

Als ambities zette opdrachtgever Groenvast Arnhem in op het realiseren van een toekomstbestendige buurt met duurzame woningen. De initiatiefnemers stuurden met keuzes op een hoge ecologische toekomstwaarde, maar ook op de sociale gebruikswaarde van het gebied. Het groene hart van het terrein biedt plek aan een gemeenschappelijke buitenruimte, incluis kas en moestuin.

Kennisdelen en monitoren

Het plan is maximaal gericht op duurzaamheidaspecten en ontving het hoogste haalbare certificaat: NL Terreinlabel Niveau A. Dit is een methodiek van kwaliteitsmonitoring om duurzaamheid van de buitenruimte te beoordelen en integraal mee te nemen in ontwerp, realisatie en beheer. Het vormde de basis voor het sturen op samenhangende duurzaamheidsthema’s als ontwerp en materialisatie, bodem en water, biodiversiteit, energie en klimaat, mens en omgeving en borging. Voor de bebouwing geldt dat rekening is gehouden met waterbesparing, circulair materiaalgebruik, energiebesparing, biodiversiteit én de relatie tussen mens en omgeving.

De buitenruimte van deze woonbuurt is gedeeld; de bewoners zijn samen verantwoordelijk voor het onderhoud ervan. Bewoners wieden zelf onkruid, schoffelen de paden en houden de moestuin bij. De opbrengst van de moestuin en de fruitbomen wordt onderling verdeeld. Reststromen van het groen worden verwerkt in houtrillen en op een composthoop. Zo fungeert de VvE als een kwaliteitsnetwerk dat kennis over beheer natuurlijkerwijze doorgeeft en vanwege het participatieve karakter bijdraagt aan sociale cohesie.

Transformatorstation Nijmegen-Noord

De komende jaren moeten er overal in Nederland ingrijpende aanpassingen gedaan worden aan ons energienetwerk. Een toenemende vraag naar elektriciteit doet het aantal overslagstations groeien. Met 55 nieuwe hoogspanningsstations, 150 stations die volledig vernieuwd worden en 1350 kilometer aan nieuwe verbindingen vinden er in Nederland op weg naar 2030 veel aanpassingen in ons landschap plaats. Transmissienetbeheerder TenneT is daarmee misschien wel verworden tot de grootste landschapsmaker van Nederland. Overheden bemoeien zich vaak nog weinig met deze opgave. Maar vanwege de grootschaligheid van deze opgave en vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit zouden overheden er juist wél mee aan de slag moeten gaan. Een bedrijf als TenneT kan buiten de eigen eigendomsgrenzen van een station niks besluiten. Het is daarom aan overheden om een rol te spelen bij de locatiekeuze van dit soort stations. Ook beschikt de transmissienetbeheerder over voldoende kennis om bij te dragen aan het verstevigen van bestaande ecologische structuren of landschappelijke kwaliteiten.

Transformatorstation

Proactieve gemeente

Wie een goed voorbeeld wil zien van hoe het anders kan, reist naar Nijmegen Noord. Hier leverde TenneT in 2023 een transformatorstation op waarbij gericht gemaakte kwaliteitskeuzes ten grondslag lagen. De gemeente nam hier een belangrijke rol bij de locatiekeuze van het station. Gezocht werd naar een plek in het noorden van Nijmegen, op een punt waar je de stad binnenrijdt. Hoe deze entree vorm te geven? De locatie van het onderstation valt binnen de gebiedsvisie De Grift (GMR). In dit document formuleerde de gemeente de ambitie om een duurzame stadsentree te creëren waar de combinatie van bedrijven, ecologie en energievoorzieningen leidt tot een gevarieerd energie-landschap. Voor TenneT geldt dat een inpassing met kwaliteit op een welgekozen plek kan zorgen voor minder weerstand bij omwonenden en de politiek.

Uitgangspunt voor de gemeente was het vieren van het landschap. Transformatorstations vormen een belangrijk onderdeel van onze tijd en hoe we leven. De gemeente vond dat je dit soort elementen in het landschap daarom moet vieren in plaats wegmoffelen achter hoge aarden wallen zoals nu zo vaak gebeurt. Bovendien paste de hoogspanningsmast bij het karakter van het gebied. Hier hebben hoge elementen de overhand: zoals masten en windmolens. Met de nieuwe mast werd een verticaal elementen toegevoegd.

Soortenmanagementplan (ecologie) als juridisch kader

De gemeente legde aan de ontwikkeling van het gehele gebied, inclusief het Transformatorstation het Soortenmanagementplan (ecologie) ten grondslag. Daardoor moesten keuzes gemaakt worden die groei van soorten en natuurinclusief bouwen ten goede kwamen. Zo’n plan formuleert normen rondom natuurinclusie die voor woonwijken gelden. Liander en TenneT gingen hiermee akkoord en rekten daarmee hun standaard technisch beleid op. In het landschap rondom het station is er ruimte voor waterberging en inheemse natuur zodat vleermuizen, kleine vogelsoorten en insecten hier hun habitat vinden. De gebouwen kregen een houten gevelbekleding om aan te sluiten bij het omliggende landschap. Het project bewijst dat je ermee kunt werken en is daarmee een praktijkvoorbeeld van deze aanpak geworden.

Krachtige organisatie-instrumenten

Een Kwaliteitsteam waarin onder meer landschapsarchitect Hank van Tilborg en architect Bart van der Vossen zitting hebben, fungeerde als krachtig dialooginstrument om kwaliteitsambities gedurende het ontwikkelproces en de bouw hoog te houden.

TenneT maakte keuzes in haar organisatie die belangrijk zijn geweest om ruimtelijke kwaliteit voor elkaar te krijgen. Zo nam het een ecoloog en landschapsontwerper in dienst, waardoor ook kennis intern beter verspreidde. Het tweetal maakte bijvoorbeeld een Inspiratiegids om de organisatie intern mee te krijgen. De projectleider van TenneT maakte zich hard ambities hoog te houden en stimuleerde het maken van keuzes die normaal gesproken voor transformatorstations no-go’s zijn. Zoals een wadi of de keuze om onder de schakeltuin gras aan te leggen in plaats van grind, beter voor de biodiversiteit. Ook ondersteunde hij de keuze om een geplande mast slanker uit te voeren dan gangbaar, ten gunste van de belevingswaarde.

Ecologische verbinder

Het transformatorstation is een herkenbaar punt in het landschap geworden. Het zichtbare energielandschap zorgt voor bewustwording dat dit type elementen essentieel zijn om onze manier van leven te faciliteren. De ecologische kwaliteit is nog niet meetbaar, daarvoor is het station te recent geleden opgeleverd. Maar dat het transformatorstation bij zal dragen aan meer biodiversiteit in het gebied is wel zeker. Het helpt de ecologische corridors die het grotere gebied al kende beter op elkaar aan te sluiten. Dit voorbeeld stimuleert al met al de energienetbeheerders om anders te gaan werken. Zo onderzoekt Liander momenteel of ze standaard een deel van de bouwsom van transformatorstations kan steken in stappen die leiden tot een kwalitatieve landschappelijke inpassing ervan.

Winkelsteeg Nijmegen

In de stad Nijmegen heerst druk op de woningmarkt en de woningnood is er hoog. Het binnenstedelijk industrieterrein Winkelsteeg biedt ruimte. De gemeente heeft de ambitie dit gebied, NDW21 (Nieuwe Dukenburgseweg 21), te transformeren tot een levendige nieuwe stadswijk met genoeg groen en voorzieningen. De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 10.000 woningen in de komende 20 jaar. Om snelheid te maken bij de bouw van woningen heeft de gemeente in samenwerking met woningbouwcorporaties Talis/Woongenoot, Portaal, SSH& en Woonwaarts al 500 verplaatsbare woningen gerealiseerd. Deze kunnen na 15 jaar elders worden hergerbuikt. De woningen worden beschikbaar gesteld voor groepen die lastig toegang krijgen tot de woningmarkt, zoals studenten, starters en statushouders. Ze voldoen bijna allemaal aan de eisen voor permanente nieuwbouw, waarmee ze onder meer energiezuinig zijn. Ook is er voor zelfbouwers ruimte om tien tot vijftien tijdelijke woningen te bouwen.

Snelheid maken – met ruimtelijke kwaliteit

Winkelsteeg ligt op een locatie onder de stuwwal (herkomstwaarde). Een reden voor de gemeente om voor deze ontwikkeling de klimaatopgave centraal te stellen. Tegelijkertijd was ‘snelheid maken’ een belangrijk principe, gezien de woningnood. Een ontwikkelproces (gebiedsvisie, stedenbouwkundig plan, uitwerking in deelgebieden) kan zo een jaar of tien in beslag nemen. In Winkelsteeg duurde dit proces slechts 2,5 jaar, inclusief het maken van kavelpaspoorten. Die snelheid zorgde verrassend genoeg voor kwaliteit. De gemeente was genoodzaakt te prioriteren en koos voor de realisatie van kwaliteit van de openbare ruimte. Die richting zorgde ervoor dat het maken van andere keuzes makkelijker kon. Door bijvoorbeeld te kiezen voor een autoluw gebied was er minder ruimte nodig voor de aanleg van straten en parkeervakken. Openbare ruimte gaat ook boven de aanleg van privétuinen. Zo komt er ruimte vrij voor publiek gebruiks- en belevingsgroen, en regisseert de gemeente de wateropvang – een belangrijke ecologische toekomstwaarde – in dit gebied. Het idee is ook dat zo’n sterke landschappelijke onderlegger nooit te lijden heeft van architectuur die esthetisch wellicht minder hoog van kwaliteit is, nu de bouwopgave groot is en gericht op snelheid. Bijvoorbeeld de 500 verplaatsbare woningen die al gerealiseerd zijn. Een kwaliteitsteam stuurt het hooghouden van kwaliteit in dit gebied. Hierbij werd ook een perspectief vanuit het landschap georganiseerd: bewust werd een landschapsarchitect (Berdie Olthof) gekozen als voorzitter.

Businesscase

Het rondkrijgen van de businesscase leverde problemen op. Ondanks een flinke bijdrage van gemeente Nijmegen, blijken goedkopere tijdelijke woningen te duur om in een gebruikstermijn van 15 jaar af te schrijven. De businesscase wordt alleen sluitend met een, door de corporaties of derden, gegarandeerde tweede exploitatietermijn. Daarom is de afspraak gemaakt dat de gemeente en corporaties een inspanningsverplichting hebben om een vervolglocatie voor de woningen te zoeken. Als de gemeente na het twaalfde jaar een geschikte vervolglocatie vindt, dan werken de corporaties mee aan herplaatsing. Lukt herplaatsen niet, ondanks inspanningen van beide partijen, dan mogen de corporaties de woningen maximaal 25 jaar op de eerste locatie exploiteren. Hiermee is de businesscase voor hen sluitend. Voor het meten van resultaten is het nog wat te vroeg. Het groen rondom de bebouwing moet nog de tijd krijgen om te groeien. Hetzelfde geldt voor de gewenste sociale structuren.

“Lukt herplaatsen niet, ondanks inspanningen van beide partijen, dan mogen de corporaties de woningen maximaal 25 jaar op de eerste locatie exploiteren.”

Rivierpark Nijmegen

Als onderdeel van het nationale programma Ruimte voor de Rivier is in Nijmegen een nevengeul voor de Waal aangelegd, de Spiegelwaal. Daarvoor is de dijk bij Nijmegen-Lent 350 meter landinwaarts gelegd. Deze nevengeul biedt ruimte voor de Waal om bij hoog water te zorgen voor extra capaciteit voor waterafvoer. De aanleg van een lange nevengeul moest in combinatie met het verbrede buitendijkse gebied leiden tot een waterstandsdaling van 27 cm, hetgeen gelukt is. Tussen hoofd- en nevengeul ontstond het stadseiland Veur-Lent dat als Rivierpark is aangelegd. De aanleg van de Spiegelwaal zorgde voor een andere oriëntatie van Nijmegen ten opzichte van de rivier. Het eiland is vrij toegankelijk en gebruikers kunnen er sporten en wandelen. Ook is er een evenemententerrein op het nieuwe eiland.

Dubbele doelstelling: Waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit

Hoofddoel van de aanleg van de Nevengeul en het eiland was een betere bescherming van bewoners tegen overstroming. De keuze voor rivierverruimende maatregelen bood kansen om de ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied te verbeteren en aansluiting te vinden bij regionale en lokale ontwikkelingen. Het programma Ruimte voor de Rivier kende dan ook een dubbele doelstelling gericht op waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit. In de Planologische kernbeslissing van het rijk was een aantal richtlijnen opgenomen voor ruimtelijke kwaliteit: Aansluiting bij een ruimtelijke strategie van behoud, aanpassing en vernieuwing. Aansluiting bij de doelstellingen van de Nota Ruimte op het gebied van ruimtelijke kwaliteit voor de grote rivieren. En aansluiting bij de begrippen gebruikswaarde (gebruik voor verschillende functies is mogelijk, functies versterken elkaar zo mogelijk), belevingswaarde (onder meer diversiteit en identiteit) en toekomstwaarde (duurzaamheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd). Ook schreef de Planologische kernbeslissing voor dat (lokale) betrokken partijen de concrete invulling van de ruimtelijke kwaliteit op maatregelniveau bepalen. De afweging van alternatieven werd daarbij gebaseerd op inhoudelijke, procesmatige en financiële aspecten. Een onafhankelijk kwaliteitsteam Ruimtelijk Kwaliteit was opgericht met als taak de programmadirectie te adviseren. Uit een evaluatie van het programma bleek dat de dubbele doelstelling verhoging van ruimtelijke kwaliteit opgeleverd had. Ook bleek het een middel om op bestuurlijk niveau flexibiliteit in het programma te bouwen. Het droeg bij aan de mogelijkheden om bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor ingrijpende maatregelen te creëren en te borgen. Hiermee is ook de realisatie van de waterveiligheidsdoelstelling vergemakkelijkt. Specifiek voor de dijkverlegging van Lent blijkt uit de evaluatie dat ruimtelijke kwaliteit hier ‘sterk verbeterd’ is; de hoogst haalbare score.

“Uit een evaluatie van het programma bleek dat de dubbele doelstelling verhoging van ruimtelijke kwaliteit opgeleverd had.”

Verbetering van de biodiversiteit

Onderzoek van de Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit analyseerden in 2017 de effecten van het programma Ruimte voor de Rivier op de biodiversiteit van zeven soortgroepen (planten, vogels, zoogdieren, reptielen & amfibieën, vissen, libellen en vlinders). Dat onderzoek pakte positief uit. Uiterwaarden waar verschillende maatregelen zijn toegepast, zoals de aanleg van nevengeulen, natuurlijk beheer van graslanden en het toestaan van natuurlijke vegetatieontwikkeling lieten een significante verbetering zien in vergelijking met uiterwaarden waar deze maatregelen niet zijn uitgevoerd.

Dynamiek van de rivier beleven

Het ontwerp van het eiland Veur Lent is gebaseerd op de dynamiek van het rivierwater en het proces van erosie en sedimentatie als gevolg van de stroming van het water en de golfslag van de rivier. Beleefbaarheid van de dynamiek van de rivier was een belangrijkste doelstelling. De wisselende waterstanden zijn overal in het gebied ervaarbaar gemaakt. Zo is de padenstructuur aangelegd op verschillende peilhoogten (7 m, 9 m en 11 m +NAP). Stapstenen bij de Zaligebrug maken de waterstand voor de gebruiker meetbaar. Ook is de dynamiek van wisselende waterpeilen te beleven door het versterkte reliëf waardoor bij hoogwater eilanden ontstaan, door stapstenen op een hoogwaterpad, door de flauw hellende kade en door de vormgeving van de doorstroomopeningen in de inlaatdrempel.

Ecologische toekomstwaarde

Ecologisch draagt het Rivierpark bij aan de toekomstwaarde van de stad, de regio en zelfs op Europees niveau. De natuur in de uiterwaarden van de Waal maken immers deel uit van een groot internationaal rivierecosysteem, dat van de brongebieden, via verschillende Duitse natuurgebieden doorloopt tot aan het estuarium in zuidwest Nederland en uiteindelijk uitmondt in de Noordzee. De Waal is de belangrijke verbinding tussen al deze natuurgebieden. Zo voert het rivierwater bijvoorbeeld voedingsstoffen aan van bovenstromen en waar dit in de uiterwaarden doordringt profiteren dieren en planten van deze rijkdom. De rivier is ook een belangrijk transportmiddel voor zaden. Staatsbosbeheer verzorgt samen met Rijkswaterstaat en de Gemeente Nijmegen het begrazings- en vegetatiebeheer.

Stadspeiling als instrument voor kwaliteitsdialoog met bewoners

De gemeente Nijmegen had initieel ambities om het eiland Veur-Lent te verdichten met ongeveer 250 woningen en voorzieningen. De grond op het deel van het eiland dat daarvoor was gereserveerd is daarom vanuit waterveiligheidsoogpunt ook opgehoogd. Maar al snel bleek dat bewoners geen nieuwbouw wensten op deze plek. Op initiatief van de gemeenteraad werd in 2022 een stadspeiling georganiseerd onder bewoners, waarbij de uitkomst inderdaad was dat bewoners het park groen wilden houden en nieuwbouw afwezen. Aan de ene kant pakte de ontwikkellocatie De Bongerd Veur-Lent door deze keuze financieel negatief uit (een negatief resultaat van 13 miljoen euro). Dit negatieve resultaat wordt onder meer met 6 miljoen euro verminderd door de bouw van duurdere woningen elders in Nijmegen Noord (programma in de Hoge Bongerd). Aan de andere kant zorgde de stadspeiling voor draagvlak voor een ontwikkelrichting waarbij het eiland voornamelijk fungeert als stadspark. Met name de beleving van een relatief stille natuurplek nabij de bruisende stad wordt hoog gewaardeerd.

Ooijpolder

De Ooijpolder, een gebied van ongeveer 2000 hectare groot, is een belangrijk onderdeel van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Principes ‘water en bodem sturend’ en ‘landbouw en natuur verweven’ liggen ten grondslag aan het Landschapsontwikkelplan waarvan de gemeentes Ooij en Nijmegen en Via Natura initiatiefnemers zijn en WUR & Radboud universiteit onderzoekspartners. Met deze laatste twee partijen is de monitoring van biodiversiteit en ecologie in dit gebied van meet af aan georganiseerd. Uitgangspunt is dat elk project in het gebied bijdraagt aan ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteitseisen.

Coöperatieve samenwerking en waarderen & belonen

Er is sprake van 5% groenblauwe dooradering op 500 hectare grond in vier jaar. Denk daarbij aan het aanleggen van natuurlijke landschapselementen zoals heggen, houtwallen, sloten en beekjes als een toegankelijke manier om het landschap aantrekkelijker te maken en de biodiversiteit te verbeteren. Het levert maar liefst 30 kilometer landschapselementen in een aaneengesloten netwerk op. Om deze landschapselementen aan te leggen was het belangrijk om boeren en grondeigenaren te betrekken en in te zetten als natuurbeheerders. Negen van de elf boeren in het pilotgebied hebben een natuurbeheercontract afgesloten voor dertig jaar. In het gehele gebied zijn meer dan 40 natuurbeheercontracten afgesloten met grondeigenaren. Boeren die groenblauwe dooradering op hun perceel realiseren kregen financiële tegemoetkoming: vergoeding van productieverlies en subsidiëring van projecten die leiden tot biodiversiteitsverhoging.

Van meet af aan monitoren

De resultaten tot nu toe zijn gemeten en vastgelegd in het rapport ‘Effecten van groenblauwe dooradering in de Ooijpolder op de biodiversiteit’. Op basis hiervan zijn concrete adviezen geformuleerd die de ontwikkeling in kwaliteit verbeteren. Een greep uit de resultaten: de graskruidenstroken levert een factor 2 tot 4 maal hoger aantal ongewervelden op dan in de naastgelegen grasvegetaties. Daarnaast is ook de diversiteit aan diergroepen 2 tot 4 maal hoger in graskruidenstroken. Zowel dichtheden als het aantal soorten planten, dagvlinders, libellen en sprinkhanen zijn na aanleg van de landschapselementen hoger dan voor de aanleg van deze elementen. Ook droeg het project bij aan de toename van het aantal territoria van broedvogels in de gehele Ooijpolder.

Het landschap is ook toegankelijker geworden vanwege de verplichte aanleg van wandelpaden naast elke houtwal. Dat verbeterde de gebruikswaarde van de plek en droeg bij aan het vergroten van het draagvlak voor een aanpak van ‘water en bodem sturend’ en ‘landbouw en natuur verweven’ te vergroten. De ontwikkeling is gericht op het versterken van het karakter van het gebied (herkomstwaarde) en de mensen die er in de buurt wonen, daarmee kreeg ook de sociaal-culturele waarde van de plek een boost.

Woningen naast Intercitystation Ede-Wageningen.
Intercitystation Ede-Wageningen.
InnoFase.
Rivierduinen Silvolde.
Transformatorstation.
Winkelsteeg - Kanaalzone.
Winkelsteeg - Kanaalzone.
Rivierpark.
Rivierpark.
Ooijpolder.
Ooijpolder.

Ontdek gerelateerde artikelen en kennis

Ruimtelijke kwaliteit
Kennis

‘Op pad met Vitruvius’ 2024 in Gelderland (deel 1)

Eind april ging team MooiNL 'Op Pad met Vitruvius' langs veertien locaties in Gelderland. Samen met RO-professionals en lokale betrokkenen heeft de wandeling ons veel nieuwe inzichten opgeleverd over het waarom, wat, hoe en met wie bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit. Gelderlanders blijken ambitieuze doeners, die bovendien actief partners opzoeken om samen het ambitieniveau van projecten op te schroeven. “Het is dialoog én doen.”

Lees verder