Gastcolumn | 30 september 2024 | Leestijd 8 minuten

Martijn Arts is design thinker en directeur van Total Design. Martijn specialiseert zich in designmethoden voor complexe, integrale projecten zoals futures design, co-creatief en speculatief ontwerpen. Op uitnodiging van MooiNL reflecteert hij op de relatie tussen tijd en ruimte in de Nota Ruimte-in-de-maak, en op de rol die design hierbij kan spelen.

Luchtfotografie Nederland, mei 2014, Flevoland. Landbouw ter hoogte van Nagele. Foto: Ivo Vrancken

Martijn Arts

Partner & strategy director bij Total Design

Het Voorontwerp Nota Ruimte is een feit. Nu er wordt gewerkt aan een ‘doorontwikkeling’ naar de Nota Ruimte kan het interessant zijn om de hieraan gekoppelde beleidscyclus tegen het licht te houden. Met de ervaring die is opgedaan sinds het ontwikkelen van de Nationale Omgevingsvisie is het denkbaar – danwel gewenst – dat de beleidscyclus meer rekening houdt met de snel veranderende tijdsgeest, met haar maatschappelijke beslommeringen en politieke mores. Neem ons huidige tijdvak, waarin burgers steeds luider hier & nu-acties en -oplossingen vragen van de politici en bestuurders. Er is nú een woningcrisis, dat moeten we nú oplossen.

In het Voorontwerp Nota Ruimte gaat de aandacht uit naar nu, straks en later: van concreet richting 2030, in grote lijnen richting 2050 en abstract richting 2100. Allemaal periodes die langer zijn dan de zojuist ingezette kabinetsperiode. Zelfs nu duurt nog 6 jaar. Dat stelt het geduld van de politieke leiders en de veeleisende burgers op de proef. Ondertussen moet het nieuwe ministerie van VRO zich wel richten op langjarige ontwikkelingen om ook in de toekomst een mooi en leefbaar Nederland te borgen. Het regisseren van de Tijd lijkt minstens net zo belangrijk als de Ruimte om succesvol te zijn.

Tijd: contextuele factor

Daarom pleit ik voor een aanvulling van de Nota Ruimte. Het zou de Nota Ruimte-Tijd moeten zijn. Tijd is een belangrijke contextuele factor. Zonder afstemming over tijd is ruimtelijke ordening theoretisch en praktisch onzinnig. Je wil namelijk een ruimte ordenen binnen een bepaalde tijdspanne. Hoe langer de tijd, hoe minder voorspelbaar die is. Hoe korter de tijdschaal hoe directer de impact van ingrepen in de ruimte. Ruimtelijke ordening kan niet worden gezien als het continu ordenen van het ‘nu’. Net zo min als een continue effort om het ‘later’ vorm te geven. Beleidsmaatregelen nu bieden immers geen garantie voor de toekomst.

Beleidsmaatregelen bieden overigens wel wat zekerheid over het nu, alleen minder voor straks en weinig voor de toekomst. De maatregelen die we nu nemen hebben wel tegelijkertijd invloed op wat er straks én later gebeurt. Een ingreep nu kan misschien op de korte termijn een negatieve impact hebben, maar wel goed zijn om de ruimte op lange termijn te ordenen. Maar is de impact op korte termijn te negatief, dan kan het leiden tot weerstand en die toekomst als een tantaluskwelling onbereikbaar vooruitduwen. RO-beleidsmakers en ruimtelijk ontwerpers zijn dus altijd tegelijkertijd op meerdere tijdschalen aan het werk, al dan niet bewust.

"Zonder afstemming over tijd is ruimtelijke ordening theoretisch en praktisch onzinnig."

Toekomst: niet maakbaar, wel te verbeelden

Naast ruimte is tijd een onmisbaar element in beleid. Het voorontwerp Nota Ruimte is mede daarom gericht op het creëren van impact op korte termijn (nu), op het in gang zetten van bepaalde veranderingen op middellange termijn (straks) en het kansrijk opzetten van bepaalde mogelijkheden en potenties van de ruimte (later). De toekomst is echter niet maakbaar. De toekomst verandert onder invloed van allerhande ontwikkelingen waarvan er veel onvoorspelbaar zijn. Een voorbeeld is de wereldwijde uitbraak van corona. Deze heeft veel invloed gehad op thuiswerken en daarmee ook op ruimtelijke-ordeningplannen.

Ruimtelijke ordening vraagt een visie over hoe we nu de wereld van 2100 voor ons zien, maar dan wel een visie die straks aangepast kan worden aan een nieuwe realiteit. Een visie die nu in politieke zin houdbaar en uitlegbaar is om kaders te stellen en beslissingen te nemen, maar wel één die straks ook nog werkt in een andere politieke context. Het vraagt om beleid dat flexibel genoeg is zonder te gaan zwabberen, maar ook lang genoeg hetzelfde blijft om zodoende beleidstermijn-overstijgend richting te geven. Maar wat is lang genoeg? Wat verwacht men op korte termijn? En welke aanpassingen zijn straks wel en niet mogelijk of toelaatbaar?  Zonder een goed antwoord op deze vragen, is het lastig om de Nota goed te kunnen beoordelen.

Tijdigen van ruimteclaims

In een recent Volkskrant-opiniestuk sneden planologen Ward Rauws en Peter Pelzer terecht aan dat ruimteclaims een tijdshorizon hebben. Een hardnekkige RO-gewoonte, zo stellen zij, is het tijdloos plannen, waarbij de problemen en wensen in het hier en nu immer voorop staan. Dat het gewenste gebruik van de ruimte door de tijd kan verschuiven wordt genegeerd, geldt zowel voor het bezit van grond als de bestemming daarvan. Deze planologen pleiten daarom voor het ‘tijdigen’ van ruimteclaims. De Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur stelt op haar beurt dat tijdelijkheid een sleutel kan zijn in de omgang met klimaatverandering. Bijvoorbeeld door een locatie een bestemming te geven met een tijdshorizon, iets wat nu al kan maar weinig wordt gedaan. De planologen geven een tastbaar voorbeeld voor het anticiperen op toekomstige ruimtebehoeften: “door locaties langs rivieren alleen tijdelijk een bestemming te geven, zodat we hier over veertig jaar water kwijt kunnen. Bovendien stimuleert het tijdelijk maken van ruimteclaims ook allerlei ontwerpoplossingen, zoals modulair of drijvend bouwen.”

Logischerwijs houden ook (ruimtelijk) ontwerpers zich bezig met de wisselwerking tussen verbeeldingskracht en tijdshorizon. Ontwerpen wordt ook wel beschreven als ‘forethought’, het bedenken en verwoorden of verbeelden van nieuwe oplossingen, processen, werelden, et cetera, met als doel om ze bespreekbaar, ervaarbaar en toetsbaar te maken alvorens ze realiteit te laten worden. Ontwerpen is zowel het maken van de bouwtekening om doelgericht te (laten) ontwikkelen, als het maken van een schets om die toekomst doelvindend te kunnen bespreken. Ontwerpend onderzoek en onderzoekend ontwerpen. Ontwerpers springen daarmee continu door de tijd, van nu naar de toekomst – welke toekomst willen we creëren – maar ook andersom van de toekomst naar nu – welke interventies moeten we nu doen om die toekomst bereikbaar te maken. Ook springen ontwerpers heen en weer door causaliteit: welk probleem lossen we eigenlijk op met welke oplossing en hoe voorkomen we dat de oplossing niet zelf het probleem wordt?

Doelgericht en doelvindend

Voor het voorontwerp Nota Ruimte is grotendeels gebruik gemaakt van ontwerpend onderzoek. Op co-creatieve wijze – met verbeeldingskracht – hebben ontwerpers, beleidsmakers en andere ruimtemakers toekomstbeelden geschetst. In die beelden zijn oplossingen voor huidige en toekomstige problemen verwerkt, maar tegelijkertijd illustreren ze die problematiek en agenderen ze die. De beelden werken tegelijkertijd doelgericht als doelvindend.

Door de tijd mee te nemen in de nieuwe Nota kun je op de juiste wijze de juiste ontwerpdiscipline gebruiken en zo net als ontwerpers door tijd en causaliteit reizen. Design Thinking-pionier Richard Buchanan duidde in 1992 vier niveaus van ontwerp. Als er nú oplossingen nodig zijn in bijvoorbeeld een stakeholderdialoog dan ontwerpen we een praatplaat of infographic (1). Als we wat langer hebben dan kunnen we een technologie ontwerpen om anders de ruimte in te richten (2). Als we dat niet zelf willen doen dan kunnen we een proces ontwerpen waarbinnen anderen die technologie kunnen ontwikkelen (3). En als we willen omgaan met de complexiteit van het ordenen van de toekomst dan kunnen we aan organization design doen (4).

‘Hoe’ versus ‘waartoe’

Sinds kort gaan er steeds meer stemmen op om hier nog twee niveaus aan toe te voegen: het ontwerpen van nature & resources (5) door bijvoorbeeld aan circular design te doen, en het ontwerpen van biosphere & environment (6) door aan environment design te doen. Waar het in niveau 4 om het realiseren of veranderen van kunstmatige systemen gaat, daar werk je in niveau 5 en 6 binnen (en met) natuurlijke systemen. Tot niveau 4 staan begrippen als maakbaarheid, voorspelbaarheid en vaak schaalbaarheid centraal. Kunstmatige resultaten worden doelgericht nagestreefd. In niveau 5 en 6 is staan duurzaamheid, diversiteit en weerbaarheid centraal waarbij met nadruk gewerkt wordt met onzekerheid en onvoorspelbaarheid. Met een brede en inclusieve blik worden op doelvindende wijze interventies geprobeerd om tot een voor ieder betere toekomst te komen. Van niveau 1 naar 6 gaat de complexiteit omhoog en de voorspelbaarheid omlaag.

Een toekomstbeeld wordt werkelijkheid, simpelweg door hem te bedenken. Een gewenste toekomst wordt haalbaar door verwoording en verbeelding. In een continu veranderende context kan een narratief verbinden en richting geven, zelfs als het doel niet duidelijk is. Niet het waartoe is belangrijk maar het hoe. En al doende ijk je de route, behaal je resultaten, verleg je grenzen en verander je vaak onwrikbare systemen. In dit denken is nu net zo belangrijk als later: beelden van later hebben effect op het nu en andersom. Voor het bereiken van een gewenste toekomst bestaat geen routekaart.

Maar wat betekent dat voor beleid? Volgens Wikipedia is beleid: “… de systematische wijze waarop een organisatie […] met een bepaalde zaak omgaat om een bepaald doel te bereiken.” Een heel doelgericht proces dat uitgaat van een organisatie en maakbaarheid. Een beleidscyclus gaat hier ook van uit (zie onder).

Continu monitoren en evalueren

In deze cyclus wordt nadrukkelijk de tijd benoemd. Eenmaal per twee jaar wordt gemonitord en iedere vier jaar geëvalueerd. Beleid wordt blijkbaar ontwikkeld in stappen van twee jaar. Als de evaluatie na vier jaar negatief uitpakt dan wordt beleid vernieuwd of aangepast. Als een machine wordt in een vast ritme doelgericht naar een vast punt in de toekomst gewerkt.

Zo anders is de huidige werkelijkheid. Niet alleen de natuur werkt anders, maar ook de maatschappij. Hoe gerichter je op een doel afgaat, hoe sneller je tegen blokkades lijkt op te lopen. Het is minder maakbaar dan we in ons oude denken zouden willen. Een andere aanpak lijkt logischer. Een aanpak die uitgaat van de praktijk van design en de theorie van foresight.

We maken een wereld terwijl we hem bedenken. Dit wordt meer samengedaan met stakeholders zoals uitvoeringsorganisatie maar ook burgers. Al toetsend en samenwerkend stellen we de route bij. We zetten het doel niet centraal maar de route ernaartoe, resultaten behalen we al doende. Monitoring is dus continu, evaluaties ook. Net zoals ontwerpers doen, of ze nu een mentaal model monitoren of toetsen door een schets of verhaal te tonen, of dat ze een product of proces toetsen terwijl dat in de praktijk gebruikt wordt.

Als een droste-effect zie je op ieder niveau hetzelfde, alleen op een andere (tijd)schaal. Op designniveau 6 bevindt zich de klimaatverandering en dus cycli van 30 jaar. Hier is strategisch design nodig. Op designniveau 5 bevinden zich de crises waarin we nu zitten, zoals de energiecrisis, woningcrisis, etc met cycli van 10-15 jaar. Hier is life-centered design nodig.

Op niveau 4 bevinden zich de klassieke beleidscycli en dus periodes van 4-10 jaar. Dat is het niveau van systeemdesign. Niveau 3 kenschetst zich door kortere beleidsperiodes van 2-4 jaar. Hier is procesdesign nodig. En op nog kleinere schaal is technologie-design (niveau 2) en informatiedesign (niveau 1) nodig.

Op deze manier wordt een klassiek beleidscyclus gecombineerd met de praktijk van design op meerdere niveaus. Hiermee is het een ruimte-tijd-cyclus geworden. Op naar de Nota Ruimte-Tijd!

Ontdek gerelateerde artikelen en kennis

Ruimtelijke kwaliteit

Botsend richting 2030, 2050 en 2100

Programma MooiNL doet samen met allianties ontwerpend onderzoek naar wenkende toekomstperspectieven (richting 2050 en 2100) en concrete handelingsperspectieven op gebiedsniveau (richting 2030). Deze krijgen een wezenlijke plek in de nieuwe Nota Ruimte, met Ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt. Met een serie ‘Botsproeven’ nodigt MooiNL diverse stakeholdergroepen uit kritisch te reflecteren op deze onderzoeken. Eind oktober vond een inspirerende botsproef plaats bij de TU Delft.

Lees verder