De vijf perspectieven op de ruimtelijke inrichting van Nederland.
Groep A: Heeft behoefte aan continuïteit (56 procent van de Nederlanders)
Voor deze grootste groep Nederlanders hoeft er niet te veel te veranderen in de leefomgeving. Zij zijn behoudend en hebben behoefte aan continuïteit. De ruimte die er is voor natuur, voor energie, voor defensie – en al die andere dingen – is zo wel ongeveer goed verdeeld. Het is allemaal belangrijk. Er is één ding dat echt meer aandacht nodig heeft: wonen. Het huizentekort is volgens Groep A te groot. We moeten, en kunnen, van alles een beetje ruimte afnemen om huizen te kunnen bouwen. Ook van de gangbare landbouw mag er wat ruimte af: een straatje erbij, een strookje spitskool eraf. Die voorwaarde is vrij hard: er mag wat ruimte van gangbare landbouw af, mits we die gebruiken voor het bouwen van woningen.
Groep B: Zoekt oplossingen voor grote uitdagingen (18 procent van de Nederlanders)
Deze inwoners zien een aantal grote uitdagingen om Nederland leefbaar te houden. Zij hebben behoefte aan oplossingen. Zij weten dat dit ruimte zal vragen en verandering betekent. Deze groep durft scherpe keuzes te maken. Zij vinden dat we (veel) meer ruimte moeten maken voor water, duurzame energie, duurzame landbouw en natuur (zie Figuur 2). Maar: van de vijf groepen zijn zij óók het meest positief over het maken van meer ruimte voor defensie, industrie en wonen. Hier schemert een pragmatisch en misschien zelfs technocratisch wereldbeeld door: we lossen de grote uitdagingen van deze tijd op door de ruimte van die ene grote ruimtegebruiker, de gangbare landbouw, sterk te verminderen.
Groep C: Heeft behoefte aan een nieuwe balans tussen de mens en de natuurlijke leefomgeving (12 procent van de Nederlanders)
Deze Nederlanders maken zich grote zorgen over de manier waarop we omgaan met onze leefomgeving. Menselijke activiteiten vervuilen en versnipperen de leefomgeving. De voetafdruk van de mens in de ruimte moet kleiner. Dat betekent meer ruimte voor onze natuurlijke leefomgeving: voor water, natuur en duurzame landbouw. Daarin lijken ze op groep B. Maar een belangrijk verschil met groep B is dat deze inwoners sterk ecocentrisch zijn. We zien dat alle menselijke activiteiten met een ‘harde’ en zichtbare impact op de leefomgeving in de min staan, zoals infrastructuur, defensie en industrie. Moet het anders? Dan vooral slimmer, niet méér. Neem woningen: er mag iets meer ruimte voor komen, maar vooral op plekken waar al huizen staan. Het mag zeker niet ten koste gaan van de natuur.
Groep D: Twijfelt tussen leefomgeving en betaalbaarheid (9 procent van de Nederlanders)
Deze inwoners vinden dat Nederland best vol is. Er zijn grenzen aan het ruimtegebruik: het mag allemaal wel wat minder. Maar waar dan? Dat vinden zij best een moeilijke keuze. Zij hebben oog voor de kwaliteit van de leefomgeving, maar worstelen ook met de betaalbaarheid van het bestaan. Zij vinden bijvoorbeeld dat we meer ruimte moeten maken voor natuur. En ook iets meer voor duurzame landbouw. Deze groep ondersteunt een verduurzaming van de gangbare landbouw, zolang de betaalbaarheid van voedsel maar niet in gevaar komt. Men maakt zich ook zorgen over het woningtekort, vooral voor jongeren. Ze zitten in een spagaat tussen de leefomgeving en bestaanszekerheid.
Groep E: Geeft prioriteit aan de basisbehoeftes (5 procent van de Nederlanders)
We moeten altijd als eerste rekening houden met de basisbehoeftes van mensen, vinden de inwoners in deze groep: de betaalbaarheid en beschikbaarheid van wonen en eten. Deze groep maakt ook zeer uitgesproken keuzes. De gangbare landbouw moet in Nederland blijven – en zelfs uitbreiden – om de boodschappen (weer) betaalbaar te maken en onze voedselzekerheid te garanderen. En we moeten ervoor zorgen dat er ruimte is om huizen te bouwen, zodat jongeren een kans hebben op een betaalbare woning. Alle andere dingen komen daarna. Bestaanszekerheid is een belangrijk argument voor deze Nederlanders.