Column | 18 september 2024 | Leestijd 4 minuten

Met historische kennis naar ruimtelijke kwaliteit

Energie & economie Landbouw & natuur Steden & regio's Belevingswaarde Gebruikswaarde Toekomstwaarde

Wat een mooi advies lag daar ineens, in de vorm van een ‘working paper’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Ik heb het over de deelstudie die is gedaan door Edwin Buitelaar; in het kader van de WRR-studie ‘De deskundige overheid’: Een deskundige nationale ruimtelijke ordening.

In 1980 kwam in Nederland het gifschandaal in Lekkerkerk aan het licht. Een hele nieuwbouwwijk, Lekkerkerk West met 300 woningen, bleek gebouwd op sterk verontreinigde grond. De vervuiling kwam aan het licht nadat een waterleidingbuis brak die aangetast was door de inwerking van agressieve chemische stoffen. Het was de eerste grote bodemvervuilingsaffaire in Nederland. Foto: Rob Poelenjee.

Jasper Groos

Trekker Energienetwerken

Mijn kernachtige samenvatting van zijn advies is dat onze (hernieuwde) aandacht voor de nationale ruimtelijke ordening zich niet alleen moet richten op de sectoren die van oudsher van belang waren, ruimte voor landbouw en woningbouw, maar zich ook zou moeten richten op de ruimtelijke ordening van een beperkt aantal hoofdstructuren zoals de energie-infrastructuur, vervoersinfrastructuur, watersystemen en ecologische structuren. Thema’s die zonder nationale coördinatie, in de woorden van Buitelaar, “onvoldoende tot stand komen”. Hoe komen we daarbij tot een ‘gebalde’ inzet van deskundigheid, “een inzet die de effectiviteit van de nationale ruimtelijke ordening verhoogt?”

Ruimtelijke ordening in historisch perspectief

Het advies (lees het vooral!) biedt houvast voor wat we bij Programma Mooi Nederland beogen. Ik vind het daarnaast als historicus én medewerker van Mooi Nederland waardevol dat Buitelaar zijn paper voorziet van de nodige historische context. Ruimtelijke ordening in historisch perspectief, ik smul daarvan. Maar goed, deze column is niet bedoeld als fanmail over een WRR-paper, nee, ik heb iets anders te melden. Het advies zou mijns inziens nog extra aan waarde winnen als we de historische context toevoegen van al die thema’s die in de loop der tijd zijn aan komen waaien bij het werkveld van de ruimtelijke ordening. Dat is namelijk best veel. En de meeste onderwerpen kwamen ook nog eens op de agenda precies in een periode dat de nationale aandacht voor de ruimtelijke ordening juist afnam. Het WRR-advies wordt nog belangwekkender als je naast woningbouw en de landbouw, bij uitstek de sectoren die de ruimtelijke ordening hebben bepaald (wat Buitelaar ook terecht aanhaalt), ook het historische perspectief meeneemt van de andere sectoren die in de loop der jaren aan belang hebben gewonnen.

Uitdagingen door de tijd heen

Dat begon natuurlijk met de benodigde infrastructuur voor alle verstedelijking na de Tweede Wereldoorlog. “Straatje erbij bouwen” was in die tijd reeds letterlijk een straatje erbij. Maar in de decennia daarna werd de ruimtelijke ordening pas écht ingewikkeld, met het toenemende belang van een goed milieu in de jaren ’70 bijvoorbeeld. Bodemverontreiniging was een katalysator: google maar eens op ‘bodemvervuiling Lekkerkerk’ en je weet dat sindsdien onze ruimtelijke plannen te maken kregen met onderzoek aan die bodem. Daar kwamen snel lucht- en geluidskwaliteit bij en later ook de ruimtelijke impact van ons externe veiligheidsbeleid en ons waterkwaliteitsbeleid in de jaren ’80 (zegt Sandoz iemand nog wat?). De toenemende aandacht voor cultureel erfgoed in de jaren ’80 en ’90 had ook zijn impact op ons ruimtelijke beleid. Het Verdrag van Malta in ’92 leidde overal in het land tot nieuwe gemeentelijke functies op het gebied van stadsarcheologie en cultureel erfgoed. Het waterbeleid in de jaren ’00 kan niet onvermeld blijven, leidend tot onder meer een watertoets voor ruimtelijke plannen. Het natuurbeleid, zie de Europese Vogel- en habitatrichtlijn en onze eigen Flora- en faunawet van ’02, kreeg ook zijn ruimtelijke weerslag. Niet alleen in ons buitengebied, maar óók in onze steden. Het ‘ecosysteem stad’ kwam in zwang en leidde tot een heuse tsunami aan stadsecologen in onze steden. In de jaren ’00 en ’10 volgde een steeds steviger noodzaak voor beleid op klimaatadaptatie. Het Deltaprogramma kreeg er zelfs een nationaal ruimtelijk deelprogramma voor. Tot slot hebben Klimaatakkoord en Nationaal Plan Energiesysteem gezorgd voor de hoognodige aandacht voor – en navenant stijgende ruimteclaim van – duurzame energie.

Werken aan inhoudelijke deskundigheid

Afijn, allemaal leuk en aardig, zo’n kort bij elkaar geklad historisch overzicht, dat overigens nog bij lange na niet compleet is, maar wat hebben we daar eigenlijk aan? Nou, dit dus: een historiserende toevoeging, vanuit alles wat ruimtelijk een plek moet krijgen in Nederland, geeft wat mij betreft extra urgentie aan Buitelaars paper. Zijn pleidooi wordt belangrijker in het besef dat juist in tijden van afnemende aandacht voor dit beleidsterrein allerlei andere beleidsterreinen aan aandacht hebben gewonnen. Kennis van al die sectorale geschiedenissen geeft toekomstperspectief én handelingsperspectief. Met die kennis weten we beter waar we het voor doen en zien we scherper hoe we het moeten doen. Het geeft mijzelf in elk geval nóg meer inspiratie en onderbouwing om vooral te blijven werken aan onze inhoudelijke deskundigheid op het gebied van ruimtelijke kwaliteit.

Als historicus kan ik niet anders dan dit advies van harte aanbevelen, met daarbij dus de aanvulling dat het goed zou zijn als in dat nieuwe ruimtelijke beleid van de Rijksoverheid ook (meer) plek wordt ingeruimd voor historische kennis, niet alleen van het ruimtelijke beleid maar dus óók van de diverse onderwerpen die in ons land ruimtelijk een plek onder de zon zijn gaan verdienen.

Ontdek gerelateerde artikelen en kennis

Energie & economie
Kennis

Energienetwerken: ruimtelijk vormgeven energietransitie

De handreiking van Energienetwerken (zie pdf links of onderaan de pagina) presenteert drie exemplarische inrichtingsconcepten, die handelingsperspectief bieden voor het vormgeven van het energiesysteem in de fysieke leefomgeving. Deze inrichtingsconcepten zijn onderdeel van een ontwerpmethode die erop gericht is om bij keuzes in het energiesysteem nu alvast rekening te houden met mogelijke ontwikkelingen tot 2050 en 2100. Op basis van vier typen ingrediënten en verschillende inrichtingsprincipes hebben Bright, Generation.Energy en Groen Licht drie inrichtingsconcepten uitgewerkt: Hub der hubs, Energiemozaïek en Win-win.

Lees verder