Wat is op dit moment je belangrijkste opdracht?
“Momenteel werk ik samen met mijn collega’s bij het Rijk aan de ‘Nationaal Aanpak Biobased Bouwen’ om de noodzakelijke transitie naar een duurzaam land te bewerkstelligen. Biobased Bouwen is namelijk een ‘win-win-win’-aanpak: het stimuleert de verduurzaming van de landbouw, industrie en gebouwde omgeving en kan ook een positieve impact hebben op de circulaire economie, natuurinclusieve steden en ruimtelijke kwaliteit.”
Maar een ‘win’ op meerdere factoren voor zoveel sectoren, betekent waarschijnlijk ook een vrij complexe implementatie?
“Ja, het behelst zeker veel om deze aanpak ten uitvoer te brengen, denk alleen al aan een samenwerking in de hele keten. Speciaal daarvoor is het initiatief ‘Building Balance’ in het leven geroepen. Dat brengt lokale en regionale partners in het hele land samen om de ketens – van land tot pand – op te zetten, want dat zorgt ervoor dat het telen van biobased bouwmaterialen een perspectief biedt voor boeren die naar een nieuw verdienmodel zoeken. En tevens perspectief biedt voor ons als samenleving, waar een transitie van het landelijk gebied zeer urgent is.”
Toch was Jan Willem van de Groep in onze vorige Houtgreep wat voorzichtig met de beloftes over het verdienvermogen van vezelgewassen.
“Klopt, maar transities als deze vinden nooit overnight plaats. Het vraagt veel zorgvuldig onderzoek en voorbereiding. En we moeten niet vergeten dat het – net als voor de boer – ook voor de bouwsector best een flinke cultuuromslag betreft.
In ons land hebben we al eeuwen met beton en baksteen gebouwd. Houtbouw en bouwen met biobased vezels is voor de huidige bouwpraktijk relatief nieuw. Met nieuwe materialen en werkwijzen ontstaan dan ook nieuwe vragen: ‘Is Nederland wel klaar voor het aanbod van biobased bouwmateriaal dat in eigen land geproduceerd zal worden? Hoe is het om in een biobased huis te wonen en wat vinden we daarvan? Wat zijn onze ervaringen met het toepassen van biobased bouwmaterialen? Welke uitdagingen, succesverhalen en eventueel bijeffecten (positief / negatief) hebben de initiatiefnemers ondervonden?’ en meer van dat soort vragen die we moeten, en gelukkig ook kunnen, beantwoorden.”
Standaard bouwen met vezelgewassen is dus nog wel toekomstmuziek, maar als we even specifiek naar houtbouw kijken dan zien we steeds meer en ambitieuzere projecten opgeleverd worden. Wat is jouw gevoel en verwachting bij die ontwikkelingen?
“Inderdaad, in de afgelopen jaren zijn veel projecten in hout gerealiseerd. Ik verwacht er veel van. Ik zie een verandering van een stedenbouw met een negatief impact op milieu en klimaat naar een regeneratief ontwerpen van gebouwen met een positieve impact. De nieuwe bouwcultuur met hout bestaat uit een ontwerpproces waar alle opgaven samenkomen: water, bodem, locatie, energie, materialen, sociale systemen en cultuur. Al deze uitdagingen resulteren in gebouwen die niet alleen voorzien in de behoefte van de gebruikers maar ook bijdrage leveren aan een gezond en biodivers milieu eromheen.
Nederland is ook het stadium van alleen icoon-projecten voorbij. Het wooncomplex voor het Leger des Heils in Rotterdam Zuid laat zien dat houtbouw ook realiseerbaar is voor zorgbehoevenden. En in Amsterdam bouwen jongeren betaalbare woningen in de wooncorporaties Torteltuin en de Warren. Zeer hoopvol voor een mooi, duurzaam en inclusief Nederland.”