Ruimtelijke ordening is steeds complexer geworden. In de naoorlogse jaren moesten planologen enkel zo snel mogelijk zoveel mogelijk woningen bouwen. In de jaren 60-80 werden bereikbaarheid, toenemend verkeer en behoefte aan sociale samenhang daarbij serieuze aandachtspunten. In de jaren 70 kwam daar de toenemende aandacht voor milieukwaliteit bij.
Vanaf de jaren 90 duurzaamheid en archeologie, en in de afgelopen jaren bodem, water, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Nu ligt ook de energietransitie op de stapel: een ontregelend element dat de puzzel een nieuwe dimensie geeft.
Veranderend energiesysteem
De vraag naar elektriciteit verdubbelt de komende tien jaar, met op sommige plaatsen hogere pieken. Dat komt door het verduurzamen van de industrie, bedrijven en landbouw, en woonwijken. In gasloze wijken is elektriciteit nodig voor warmtepompen, er zijn laadvoorzieningen nodig voor elektrische auto’s en openbaar vervoer. De historische opgave voor de bouw van 900 duizend woningen tot 2030 komt daarbij.
De netbeheerders investeren tot 2026 elk jaar € 8 miljard in netverzwaring en energie-infrastructuur. Maar daarmee is er nog niet voldoende transportcapaciteit om in de stijgende vraag naar elektriciteit te voorzien.
We krijgen daarnaast ook een (deels) decentraal systeem, waarbij lokaal vaker vraag, aanbod en opslag van energie bij elkaar komen. Energie wordt steeds meer onderdeel van de leefomgeving. In de vorm van zonnepanelen, laadpalen en batterijen, maar ook in de vorm van grotere en kleinere transformatiestations en trafokastjes, en ondergronds dikkere kabels. Zo komen planologen voor nieuwe ontwerpkeuzes te staan.