Verslag | 4 december 2023 | Leestijd 6 minuten

Botsend richting 2030, 2050 en 2100

Energie & economie Landbouw & natuur Steden & regio's Belevingswaarde Gebruikswaarde Toekomstwaarde

Programma MooiNL doet samen met allianties ontwerpend onderzoek naar wenkende toekomstperspectieven (richting 2050 en 2100) en concrete handelingsperspectieven op gebiedsniveau (richting 2030). Deze krijgen een wezenlijke plek in de nieuwe Nota Ruimte, met Ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt. Met een serie ‘Botsproeven’ nodigt MooiNL diverse stakeholdergroepen uit kritisch te reflecteren op deze onderzoeken. Eind oktober vond een inspirerende botsproef plaats bij de TU Delft.

Mark Hendriks

Journalist

Dit najaar organiseert MooiNL zogenoemde ‘botsproeven’ met uiteenlopende stakeholders. Doel: de lopende ontwerpend onderzoeken richting 2030, 2050 en 2100 tussentijds spiegelen aan de ambities, visies en werkwijzen van anderen. Of zoals Gido ten Dolle zegt: “Snijdt wat wij doen hout, kan de samenleving hiermee verder?” Zo beoordeelden de MooiNL-trekkers hun bijna afgeronde ‘handreikingen op gebiedsniveau’ tijdens de PBL Ruimtedialoog en gingen ze tijdens het festival Springtij de dialoog aan met maatschappelijke organisaties.

Verkenning NL in 2050 tijdens Toekomstatelier @ Springtij 2023

Botsproef TU Delft

Op 26 oktober was het de beurt aan de wetenschap, en dan specifiek het onderwijs en onderzoek aan de Technische Universiteit Delft. Ten Dolle: “Het is opvallend dat veel onderzoek hier in echte gebieden plaatsvindt. Ik ben benieuwd of die academische context helpt om sneller tot uitvoering te komen.”

Docent Peter de Jong vertelt later die dag dat door het frame van ‘onderwijs- of onderzoeksproject’ er inderdaad veel vrije ruimte ontstaat om in gebieden tot de kern te komen. Buiten de lijntjes-denken is voor studenten en onderzoekers immers makkelijker omdat zij niet gebonden zijn aan beleid en andere restricties. Maar, zo stelt De Jong, dat betekent niet dat eyeopeners of ongebaande paden zomaar omarmd worden. “Zodra je onderzoeksresultaten in een beleidscontext brengt gaan andere krachten spelen. De veiligheid om je bevindingen openlijk te delen kan dan afnemen.” Hij krijgt bijval van Tess Broekmans, stedenbouwkundige en sinds kort hoogleraar Urban Design. “Ik merk dat je als onderzoeker hetgeen je ontdekt niet altijd mag opschrijven, of dat je de olifanten in de kamer niet mag benoemen. Bijvoorbeeld over hoe rechtvaardig onze ruimtelijke ordening is. Waarom is de openbare ruimte in bepaalde wijken sleets? Waarom verdichten we niet in Amsterdam-Zuid?”

Cover van de handreiking Energienetwerken.

Ruimtelijke kwaliteit realiseren

Sandra van Assen en José van Campen doen in Delft promotieonderzoek naar de precieze definitie van Ruimtelijke kwaliteit en de wijze waarop deze wordt gerealiseerd en geborgd. Voor dit laatste onderscheiden zij ‘formele’ en ‘informele’ instrumenten. Daarbij maken ze onderscheid tussen kwaliteitsresultaat – dat wat uiteindelijk gebouwd wordt – en kwaliteitscultuur, de omgeving en condities waarbinnen omgevingskwaliteit tot stand moet komen. Zo geven Van Assen en Van Campen inzicht in de verschillende manieren om kwaliteit voor elkaar te krijgen. Ontwerpateliers en handreikingen dienen bijvoorbeeld als informele gereedschappen om een concreet project van kwaliteit te voorzien, terwijl kwaliteitsteams en investeringsagenda’s als formele instrumenten bedoeld zijn om kwaliteitseisen te beoordelen en te belonen. Het programma MooiNL wordt door beide dames gezien als een formeel instrument om de kwaliteitscultuur binnen de overheid te versterken.

Inrichtingsconcepten versus politieke visie

In de ochtend vertelden de leden van het MooiNL-team hoe zij die kwaliteitscultuur willen beïnvloeden. Kern van hun verhaal: per thema – landbouw en natuur, ordende netwerken voor energie en circulaire economie, leefbare steden en regio – toekomstperspectieven, gebiedsgerichte inrichtingsconcepten en handreikingen formuleren. Voor landbouw en natuur ligt de nadruk op een groenblauwe dooradering van het landelijk gebied, het verweven van landbouw en natuur in de zogenoemde ‘overgangsgebieden’ en het telen van grondstoffen voor een biobased bouwindustrie. In het geval van een duurzame energiehoofdstructuur dienen bodem en water sturend te zijn en moet het energieverbruik zoveel mogelijk plaatsvinden nabij de plekken waar het gewonnen wordt. Leefbare steden ontstaan door de realisatie van groenstructuren die ‘van voordeur tot landschap’ lopen, knooppuntontwikkeling (met aandacht voor omliggende wijken) en de herontwikkeling van naoorlogse buurten – gebieden waar veel fysieke en sociale vraagstukken samenkomen.

Tijdens de presentaties brachten de onderzoekers, docenten en studenten in de zaal meermaals de vraag op tafel of het zin heeft om na te denken over concrete inrichtingsconcepten en handelingsperspectieven als bovenliggende dilemma’s niet worden weggenomen. Met andere woorden: zijn op politiek niveau niet eerst structurele besluiten voor de lange termijn nodig, alvorens we op korte termijn in gebieden met concepten en inrichtingsvoorstellen aan de slag gaan? Het antwoord op deze vraag is ja – en dat weet het MooiNL-team ook. Sterker nog, in zijn introductie stond Gido ten Dolle stil bij de ‘structurende keuzes’ die op rijksniveau nodig zijn om richting te geven aan wat in gebieden kan en moet gebeuren. Hoe maak je bodem en water echt sturend voor de wijze waarop we klimaat-, landbouw- en biodiversiteitsopgaven bij de kop pakken? Welke locaties zijn geschikt voor de grootschalige opwekking van hernieuwbare energie? Waar gaan we nieuwe woningen bouwen en hoe bewaken we de balans tussen wonen, werken en voorzieningen?

Cover van de handreiking Woonwijken van de Toekomst.

Fundamentele vragen

Niettemin gingen de wetenschappers in de zaal het debat aan. Zo plaatste een aanwezige kanttekeningen bij de ingeslagen koers om landbouw en natuur te verweven. Uit een recent onderzoek van Wageningen University blijkt immers dat het aloude scheidingsbeleid nog lang niet van tafel is. Alles hangt, zo stelde hij, samen met de fundamentele vraag over wat voor landbouw we willen. Voor wie produceren we straks en hoe doen we dat dan? In reactie op het energieverhaal stelde een ander vast dat het opvallend genoeg niet over besparing gaat, terwijl het naar beneden brengen van onze energieverslaving eerste prioriteit zou moeten zijn. En met betrekking tot de omgang met grootschalige bedrijfsvestigingen zei een van de Delftse onderzoekers: laten we eerst bepalen hoe onze economie er straks uitziet. Anders gezegd: hoe en waar verdienen we over 50 jaar ons geld?

Een groot deel van de concepten en denkrichtingen – landbouw en natuur verweven, knooppuntontwikkeling, energie als ordenend principe – deed een van de oudere deelnemers denken aan het werk van de Rijksplanologische Dienst, een club van planologen en ontwerpers die decennialang het aanzien van Nederland bepaalde, maar met de afbraak van de ruimtelijke ordening is opgeheven. De tip aan MooiNL: blijf ook naar het verleden kijken om te voorkomen dat je opnieuw het wiel uitvindt.

Transitieproof

Een speciale plek was ingeruimd voor Annelli Janssen en Tessa Speelman van onderzoeksbureau Drift. Zij namen op verzoek van het ministerie de transitiegerichtheid van MooiNL onder de loep. Transities zijn volgens hen radicale veranderingen om tot een duurzame en rechtvaardige samenleving te komen, en waarbij de zogenoemde wicked problems van antwoorden worden voorzien. Een transitie – die per definitie onzeker is en nauwelijks te sturen – gaat enerzijds over het introduceren van nieuwe producten, werkwijzen en waarden, anderzijds over het afscheid nemen van gangbare praktijken die niet langer wenselijk zijn. Volgens Janssen en Speelman zijn er drie aandachtspunten. Ten eerste de vraag hoe concepten die in een specifiek gebied goed werken kunnen worden ‘uitgerold’ over andere regio’s. Ten tweede de vraag hoe de bedachte gebiedsconcepten en bijbehorende handreikingen daadwerkelijk omarmd worden door diegenen die ermee aan de slag moeten. Ten derde hoe MooiNL zich verhoudt tot bestaande beleidslijnen en alle andere Rijksprogramma’s. Hoe zorg je dat de koers die MooiNL wil varen – een integrale blik op actuele opgaven om tot een mooie, duurzame en gezonde inrichting van stad en land te komen – doorklinkt in de wijze waarop andere ministeries deze thema’s aanvliegen? Vooralsnog, stelt Speelman, kiest MooiNL ervoor om via gedegen ontwerpend onderzoek en goede voorbeeldprojecten hun collega’s bij andere ministeries te beïnvloeden. “Maar het zou ook interessant – impactvol – kunnen zijn als soms de weg van destabilisatie wordt gekozen. Durf je als MooiNL die andere programma’s kritisch te bevragen? Heb je het mandaat om hen te wijzen op aspecten en beleidskeuzes die de broodnodige transitie in de weg zitten?”

Last but not least stelde TU Delft-organisator Caroline Newton ook vast: deze serie botsproeven is een gedurfde, innovatieve manier om ontwerpend onderzoek verder te brengen. In de nieuwe Nota Ruimte zal blijken hoe ver.

Ontdek gerelateerde artikelen en kennis

Ruimtelijke kwaliteit

MooiNL-partnerevent

De grote transities lukken alleen als de mensen het kunnen meemaken.  Met een gezamenlijke druk op een grote rode knop markeren minister Hugo de Jonge en Rijksbouwmeester Francesco Veenstra tijdens het MooiNL-partnerevent op 15 maart 2023 de feestelijke kick-off van programma Mooi Nederland.

Lees verder